Abraham: verschil tussen versies

2.311 bytes toegevoegd ,  8 jaar geleden
Regel 37:
<blockquote>''Ge 24:7 De HEERE, de God van de hemel, Die mij uit mijn familie en uit mijn geboorteland weggehaald heeft, Die tot mij gesproken heeft en Die mij gezworen heeft: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven -die [God] zal Zijn engel voor u uit sturen, opdat u voor mijn zoon daarvandaan een vrouw zult nemen.'' (HSV)</blockquote>
 
Toen de aartsvader zich tegenover de Hethieten, van wie hij een gunst verzocht, "een vreemdeling en een inwoner bij u" noemde, noemden zij hem "een vorst Gods in het midden van ons' (Gen. 23:6). God noemde hem tegenover zijn volk Israël “de rotssteen” waaruit de Israelieten gehouwen zijn. <blockquote>''Jes 51:1  Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid najaagt, gij, die den HEERE zoekt! aanschouwt den rotssteen, [waaruit] gijlieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs, [waaruit] gij gegraven zijt.<br>Jes 51:2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, [die] ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem, toen hij [nog] alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde hem.<br><br>
 
== XX ==
<blockquote>''Jes 51:1  Hoort naar Mij, gij, die de gerechtigheid najaagt, gij, die den HEERE zoekt! aanschouwt den rotssteen, [waaruit] gijlieden gehouwen zijt, en de holligheid des bornputs, [waaruit] gij gegraven zijt.<br>Jes 51:2 Aanschouwt Abraham, ulieder vader, en Sara, [die] ulieden gebaard heeft; want Ik riep hem, toen hij [nog] alleen was, en Ik zegende hem, en Ik vermenigvuldigde hem.<br><br>
(SV)''</blockquote>
 
Regel 46 ⟶ 43:
 
<blockquote>''Mt 1:1 Geslachtsregister van Jezus Christus, Zoon van David, Zoon van Abraham.<br>Joh 8:39 Zij antwoordden en zeiden tot Hem: Onze vader is Abraham. Jezus zei tot hen: Als u kinderen van Abraham was, zou u de werken van Abraham doen;''<br>(TELOS)</blockquote>
 
== Belofte van land ==
Abraham kreeg de belofte van het land Kanaän. Hij was gegaan en gekomen in het land dat God hem ter bezitting aanwees. Het land was voor hem en zijn 'zaad', zijn nageslacht. De landbelofte wordt meermaals herhaald.<blockquote>''Ge 12:1 De HEERE nu zei tegen Abram: Gaat u uit uw land, uit uw familiekring en uit het huis van uw vader, naar het land dat Ik u wijzen zal.<br>
Ge 12:7 Zo verscheen de HEERE aan Abram, en zeide: Aan uw zaad zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij aldaar een altaar den HEERE, Die hem verschenen was.<br>
Ge 15:7 Voorts zeide Hij tot hem: Ik [ben] de HEERE, Die u uitgeleid heb uit Ur der Chaldeën, om u dit land te geven, om dat erfelijk te bezitten.<br>
Ge 17:8 En Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn.''<br>
''(SV)''</blockquote>Het beloofde land is zelfs groter dan Kanaän en strekt zich uit tot de rivier Eufraat (of Frath).<blockquote>''Ge 15:18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:'' (SV)</blockquote>Abraham bleef een vreemdeling in het land en woonde in tenten. <blockquote>''Hnd 7:5 En Hij gaf hem geen erfdeel daarin, zelfs geen voetbreed, en Hij beloofde het hem tot een bezitting te geven en zijn nageslacht na hem, terwijl hij geen kind had.'' (TELOS)</blockquote>De landbelofte wordt door God aan Abrahams zoon Izak bevestigd:<blockquote>''Ge 26:2 En de HEERE verscheen hem en zeide: Trek niet af naar Egypte; woon in het land, dat Ik u aanzeggen zal;''<br>
''Ge 26:3 Woon als vreemdeling in dat land, en Ik zal met u zijn, en zal u zegenen; want aan u en uw zaad zal Ik al deze landen geven, en Ik zal den eed bevestigen, dien Ik Abraham uw vader gezworen heb.''<br>
''Ge 26:4 En Ik zal uw zaad vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en zal aan uw zaad al deze landen geven; en in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde,''<br>
''Ge 26:5 Daarom dat Abraham Mijn stem gehoorzaam geweest is, en heeft onderhouden Mijn bevel, Mijn geboden, Mijn inzettingen en Mijn wetten.''<br>
''(SV)''</blockquote>Ook aan [[Jacob]] en [[Mozes]] werd de belofte door God bevestigd (Deut. 34:4).
 
== Voetnoten ==