k
geen bewerkingssamenvatting
k (→11) |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven) | |||
Regel 5:
== 10 ==
Ezechiël 34:10 Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik [wil] aan de herders, en zal Mijn schapen van hun hand eisen, en zal ze van het weiden der schapen doen ophouden, zodat de herders zichzelven niet meer zullen weiden; en Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet [meer] tot spijze zullen zijn. (SV)
'''Ik zal Mijn schapen uit hun mond rukken, zodat zij hun niet [meer] tot spijze zullen zijn.''' <blockquote>{{
== 11 ==
Regel 40:
Ezechiël 34:28 En zij zullen den heidenen niet meer ten roof zijn, en het wild gedierte der aarde zal ze niet [meer] vreten; maar zij zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke. (SV)
'''Het wilde gedierte zal ze niet [meer] vreten.''' Zie vs. 25.
== 29 ==
Ezechiël 34:29 En Ik zal hun een plant van naam verwekken; en zij zullen niet meer weggeraapt worden door honger in het land, en den smaad der heidenen niet meer dragen. (SV)
'''Een plant van naam.''' De Messias, die "de ware [[Wijnstok]]" is?
== Bron ==
|