Ezechiël 36 is een hoofdstuk van Ezechiël, een geschrift in de Bijbel, en telt 38 verzen.

Hoofdstukken van Ezechiël samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28 · 29 · 30 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36 · 38
Verzen van Ezechiël 36 becommentarieerd: · 1 · 2 · 6 · 11 · 15 · 25 · 29 · 30 · 33 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38

Samenvatting

1-15 Profetie tot de bergen van Israël: oordeel der omringende vijanden en herstel van Israëls land. 16-38 profetie tot het huis van Israël. 16-23 God zal Zijn naam heiligen onder de volken, Zijn naam die onder de volken ontheiligd is door het gestrafte en onder hen verstrooide Israël. 24-38 God zal Israël herverzamelen en terugbrengen in het land van Israël, het volk reinigen, een nieuw hart en een nieuwe geest geven, en maken dat ze in Zijn wegen zullen wandelen. Ze zullen wonen in hun land en vermenigvuldigd worden. En zij zullen Gods volk zijn, en Hij zal hun God zijn. Het land zal gezegend worden en rijke inkomsten geven, een hof van Eden worden. De overgebleven heidenen zullen weten dat God het land Israël hersteld heeft. Israël zal walgen van zijn vroegere wandaden.

1

  36: 1 En u, mensenkind! profeteer tot de bergen Israëls, en zeg: U bergen Israëls! hoort een woord van Jhwh. (CP[1])

Tot de bergen Israëls. De vorige profetie, van Ezechiël 25, was ook gericht tot bergen, tegen het gebergte Seïr.

2

  36: 2 Zo zegt mijn Heer Jhwh: Omdat de vijand van u zegt: Haha! zelfs de eeuwige hoogten zijn ons ten erve geworden! (CP[1])

De vijand. In het bijzonder de bewoners van Seïr, Edomieten; zie vorige hoofdstuk.

Ons ten erve geworden.

  Ezechiël 35: 10 Omdat gij zegt: Die twee volken en die twee landen zullen mij geworden, en wij zullen ze erfelijk bezitten, ofschoon de HEERE daar ware;

6

  36: 6 Daarom profeteer van het land Israëls, en zeg tot de bergen en tot de heuvelen, tot de stromen en tot de dalen: Zo zegt mijn Heer Jhwh: Ziet, Ik heb in Mijn ijver en in Mijn grimmigheid gesproken, omdat u de smaad van de heidenen gedragen hebt; (CP[1])

Omdat u de smaad van de heidenen gedragen hebt. Zie vs. 15.

11

  36: 11 Ja, Ik zal mens en beest op u vermenigvuldigen, en zij zullen talrijk zijn en vruchtbaar zijn; en Ik zal u doen bewonen, als in uw vorige tijden en Ik zal het beter maken dan in uw aanvangen; en u zult weten dat Ik Jhwh ben. (CP[1])

Ik zal mens ... op u vermenigvuldigen. Zie vs. 37.

15

  36: 15 En Ik zal maken, dat men de schimp van de heidenen niet meer over u hoort, en u zult de smaad van de naties niet meer dragen; en u zult uw volken niet meer doen struikelen, spreekt mijn Heer Jhwh. (CP[1])

U zult de smaad van de naties niet meer dragen. Zie vs. 6.

25

  36: 25 Dan zal Ik rein water op u sprengen, en u zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw drekgoden zal Ik u reinigen. (CP[1])

Van reiniging spreken ook de verzen 29, 33.

29

  36: 29 En Ik zal u verlossen van al uw onreinheden; en Ik zal roepen tot het koren, en zal dat vermenigvuldigen, en Ik zal geen honger op u leggen. (CP[1])

Ik zal u verlossen van al uw onreinheden. U reinigen van al uw ongerechtigheden (33). Zie ook vs. 25.

Het koren. Vs. 30: 'de inkomst van het veld'.

Geen honger. Zie vs. 30.

30

  36: 30 En Ik zal de vrucht van het geboomte en de inkomst van het veld vermenigvuldigen; opdat u de smaadheid van de honger niet meer ontvangt onder de heidenen. (CP[1])

De vrucht van het geboomte. Zie vs. 8.

De inkomst van het veld. Het koren (29).

De honger. Zie vs. 29.

De smaadheid van de honger. Petrus Canisius-vertaling: "de schande van de honger te lijden".

Niet meer ontvangt. Petrus Canisius-vertaling: "niet meer hoeft te verduren".

33

  36: 33 Zo zegt mijn Heer Jhwh: Ten dage, als Ik u reinigen zal van al uw ongerechtigheden, dan zal Ik de steden doen bewonen, en de eenzame plaatsen zullen bebouwd worden. (CP[1])

Als ik u reinigen zal van al uw ongerechtigheden. Zie vs. 25, 29.

De eenzame plaatsen zullen bebouwd worden. Zie vs. 34.

34

  36: 34 En het verwoeste land zal bebouwd worden, in plaats dat het een verwoesting was, voor de ogen van een ieder, die er doorging. (CP[1])

Het verwoeste land zal bebouwd worden. Zie vs. 33.

35

  36: 35 En zij zullen zeggen: Dit land, dat verwoest was, is geworden als een hof van Eden; en de eenzame en de verwoeste en geruïneerde steden zijn vast [en] bewoond. (CP[1])

36

  36: 36 Dan zullen de heidenen, die in de plaatsen rondom u zullen overgelaten zijn, weten, dat Ik, Jhwh, de geruïneerde plaatsen bebouw, [en] het verwoeste beplant. Ik, Jhwh, heb het gesproken en zal het doen. (CP[1])

Beplant. Vgl. vzn. 9 ('bezaaid'), 29-30

37

  36: 37 Zo zegt mijn Heer Jhwh: Daarenboven zal Ik hierom van het huis Israëls verzocht worden, dat Ik het hun doe; Ik zal ze vermenigvuldigen als een kudde van mensen. (CP[1])

Ik zal ze vermenigvuldigen als een kudde van mensen. Zie vs. 11.

38

  36: 38 Gelijk de geheiligde schapen, gelijk de schapen van Jeruzalem op hun gezette hoogtijden, zo zullen de eenzame steden vol zijn van mensenkudden; en zij zullen weten, dat Ik Jhwh ben. (CP[1])

Voetnoot

  1. 1,00 1,01 1,02 1,03 1,04 1,05 1,06 1,07 1,08 1,09 1,10 1,11 1,12 1,13 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.