God: verschil tussen versies

5.090 bytes toegevoegd ,  3 maanden geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(6 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
'''God''' is het Opperwezen dat hemel en aarde, engelen, dieren en mensen gemaakt heeft en Zichzelf geopenbaard heeft in de natuur, in de geschiedenis, in Zijn geschreven Woord (de [[Bijbel]]), op het hoogst in Zijn Zoon [[Jezus Christus]] en in diens leerlingen, die 'kinderen van God' worden genoemd. Door het geloof in Zijn Zoon wordt God onze hemelse ''Vader''.<blockquote>Over Gods ''bestaan'', zie artikel [[Bestaan van God]]. Over (af)goden, zie [[God, goden]].</blockquote>__TOC__
Over Gods ''bestaan'', zie artikel [[Bestaan van God]].
Over (af)goden, zie artikel [[Goden]].
__TOC__
 
God is volgens het woordenboek van Van Dale (1964), naar de eerste betekenis van het woord, een 'bovenmenselijk, machtig en aanbiddelijk wezen'. In 2010 zegt het woordenboek: 'het Opperwezen, de Schepper, de Geest waardoor en waarin alles is'.
 
'''Persoon.''' Wij kennen aan God ''persoonlijkheid'' of ''persoonzijn'' toe, omdat wij ons Hem voorstellen als een levend, zelfbewust wezen.
 
'''Geest.''' God is een oneindige, volmaakte Geest. De Heer Jezus zei dat God geest is, Joh. 4 : 24. Als geestelijk Wezen is Hij onzichtbaar, onstoffelijk en oneindig.
 
'''Drievuldigheid.''' Hij is één Wezen, één Zijnde, nochtans onderscheidt Gods Woord drie Personen: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Zie [[Drie-eenheid]] voor het hoofdartikel.
 
'''Namen.''' In het verleden heeft God zich bekend gemaakt onder verschillende benamingen om daardoor uitdrukking te geven aan Zijn wezen.
 
'''Persoon.''' Wij kennen aan God ''persoonlijkheid'' of ''persoonzijn'' toe, omdat wij ons Hem voorstellen als een levend, zelfbewust wezen.
 
== Eigenschappen van God ==
Regel 101 ⟶ 105:
Wij noemen God eeuwig, omdat wij geloven, dat Hij nooit een begin gehad heeft of een einde zal nemen. Hij staat boven de tijd.
 
[[Atheïsme|Atheisten]] stellen aan Godgelovigen graag de vraag: Waar kwam God vandaan? Uit het woord van God, de Bijbel, weten we dat God zonder begin en zonder einde is, Hij is eeuwig.<blockquote>''Ps 90:2 Eer de bergen geboren waren, en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.''</blockquote><blockquote>''Opb 1:8 Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer, God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige.''</blockquote><blockquote>''Opb 21:6 En Hij zei tot mij: Zij zijn gebeurd! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal hem die dorst heeft, geven uit de bron van het water van het leven om niet.''</blockquote><blockquote>''Opb 22:13 Ik ben de alfa en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.''</blockquote>De eeuwigheid van God, dieis zonderniet beginbegonnen ofte eindebestaan, inHij deis tijdniet isvoortgebracht, kanZijn ook worden ''beredeneerd''. De tijdbestaan is metniet het heelal ontstaanveroorzaakt. DeHij oorzaakbestaat van het heelal en daarmee van de tijdnoodzakelijk, kan niet ietsanders zijndan dat in de tijd isbestaan, heten moetenwel eenop buitentijdelijkegrond oorzaakvan zijn.Zijn Dezeeigen buitentijdelijkeWezen, oorzaakZijn noemeneigen wij Godnatuur. God isheeft dusZelf a-temporeel:geen niet-tijdelijk,andere nietmaker aanof deschepper tijdnodig gebonden.gehad Hijvoor staatZijn buitenbestaan. de tijd, hij is 'beginloos'.
 
De eeuwigheid van God, die zonder begin of einde in de tijd is, kan ook worden ''beredeneerd''. De tijd is - volgens wetenschappelijk inzicht - met het heelal ontstaan. De oorzaak van het heelal en daarmee van de tijd, kan niet iets zijn dat in de tijd is, het moeten een buitentijdelijke oorzaak zijn. Deze buitentijdelijke oorzaak noemen wij God. God is dus a-temporeel: niet-tijdelijk, niet aan de tijd gebonden. Hij staat buiten de tijd, hij is 'beginloos'.
 
== Enigheid van God ==
Regel 284 ⟶ 290:
 
== God kennen ==
 
De mens kan door openbaring van Godswege, door de kracht van zijn natuurlijke rede, het bestaan van God met zekerheid kennen en wel uit Gods schepselen. Deze waarheid wordt duidelijk geleerd in de Heilige Schrift. De apostel Paulus spreekt duidelijk, dat wij Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid kennen, door twee middelen: openbaring van Godswege en wel door onze rede, ons 'inzicht'. <blockquote>''Ro 1:18  Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten; Ro 1:19 omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard Ro 1:20 - want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn, Ro 1:21  omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. Ro 1:22  Bewerend wijzen te zijn, zijn zij dwaas geworden Ro 1:23  en hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Ro 1:24  Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren; Ro 1:25  zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, die gezegend is tot in eeuwigheid. Amen.'' (Telos)</blockquote>'De waarheid' van vers 18 is de waarheid dat er een goddelijke en machtige Schepper is. Deze waarheid is ons bekend, is voor de ogen van onze geest geplaatst. Wat voor onze lichamelijke ogen onzichtbaar is van God, heeft Hij ons geopenbaard. Van de schepping der wereld en der mensen af worden Gods bestaan en Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid uit Zijn scheppingswerken met het verstand gezien. Daarom zijn de heidenen onverschoonbaar, omdat zij, hoewel God kennende, Hem echter niet als God hebben verheerlijkt en gedankt.
=== Natuurlijke Godskennis ===
De mens kan door openbaring van Godswege, door de kracht van zijn natuurlijke rede, het bestaan van God met zekerheid kennen en wel uit Gods schepselen. Deze waarheid wordt duidelijk geleerd in de Heilige Schrift. De apostel Paulus spreekt duidelijk, dat wij Gods eeuwige kracht en Goddelijkheid kennen, door twee middelen: 1e. openbaring van Godswege en wel 2e. door onze rede, ons 'inzicht'. Dat we kennis van God kunnen verkrijgen door het licht van de natuurlijke rede is een waarheid die door de Heilige Schrift en het gezond verstand betuigd wordt. <blockquote>''Ro 1:18  Want toorn van God wordt van de hemel geopenbaard over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen die de waarheid in ongerechtigheid bezitten; Ro 1:19 omdat wat van God gekend kan worden, onder hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard Ro 1:20 - want van de schepping van de wereld af worden wat van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, uit zijn werken met inzicht doorzien -, opdat zij niet te verontschuldigen zijn, Ro 1:21  omdat zij, hoewel zij God kennen, Hem als God niet verheerlijkt of gedankt hebben, maar in hun overleggingen zijn zij tot dwaasheid vervallen en hun onverstandig hart is verduisterd geworden. Ro 1:22  Bewerend wijzen te zijn, zijn zij dwaas geworden Ro 1:23  en hebben de heerlijkheid van de onvergankelijke God vervangen door iets dat lijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Ro 1:24  Daarom heeft God hen in de begeerten van hun harten overgegeven aan onreinheid, om hun lichamen onder elkaar te onteren; Ro 1:25  zij die de waarheid van God vervangen hebben door de leugen en het schepsel geëerd en gediend hebben boven de Schepper, die gezegend is tot in eeuwigheid. Amen.'' (Telos)</blockquote>'De waarheid' van vers 18 is de waarheid dat er een goddelijke en machtige Schepper is. Deze waarheid is ons bekend, is voor de ogen van onze geest geplaatst. Wat voor onze lichamelijke ogen onzichtbaar is van God, heeft Hij ons geopenbaard. Van de schepping der wereld en der mensen af worden Gods bestaan en Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid uit Zijn scheppingswerken met het verstand gezien. Daarom zijn de heidenen onverschoonbaar, omdat zij, hoewel God kennende, Hem echter niet als God hebben verheerlijkt en gedankt.
 
In het apocriefe boek [[Wijsheid van Jezus Sirach|Wijsheid]] 13:5 lezen wij: "''Want uit de grootte en schoonheid der schepselen wordt hun oorspronkelijke werkmeester beschouwd, daarbij vergeleken zijnde."''
 
Iedereen die zijn verstand gebruikt en nadenkt over onze ondervinding, kan inzien dat de domme stof onmogelijk op eigen gelegenheid de heerlijke kunststukken heeft kunnen construeren, die wij bewonderen in de ons omringende zichtbare natuur en niet het minst in ons eigen menselijk lichaam. Met andere woorden, ieder mens, die zijn verstand normaal laat werken, begrijpt dat de diepste grond der dingen niet in de domme stof moet gezocht worden, maar in een verstandelijke kracht, waaraan de verstandeloze stof onderworpen is. Terecht zegt de Romeinse advocaat, staatsman en filosoof Cicero (106-43 v.C.): "''Als wij in de natuur dingen zien, die het menselijk vernuft zo voortreffelijk niet kan maken, dan is het duidelijk, dat zij door iets hogers dan menselijk vernuft gemaakt zijn''"<ref>Uit: ''De Natura Deorum''. Over de aard der goden. Aangehaald in: Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Blz. 234. </ref> Het gezond verstand ziet duidelijk in, dat de redeloze stof onmogelijk op eigen gelegenheid de heerlijke wereldorde heeft kunnen voortbrengen; maar dat zij ''moet'' afhangen van een eindeloos groot verstand.
 
Ook ziet ons gezond verstand in dat, als er dingen bestaan, er noodzakelijk minstens één ding moet zijn, wat altijd bestaan heeft, m.a.w. niet gemaakt is, geen oorzaak heeft, maar noodzakelijk bestaat, kortom, uit zich zelf bestaat. Uit zich zelf, natuurlijk niet in die zin dat het zichzelf zou gemaakt hebben, maar dat het van eeuwigheid bestaat zonder hogere oorzaak, m.a.w. absoluut onafhankelijk is in zijn bestaan. Als er immers niet altijd iets bestaan had, had er nooit iets tot bestaan kunnen komen. Uit niets komt niets voort. Nemen we zo'n eeuwig zijnde niet aan, dan komen we in een ''eindeloze'' keten van oorzaak en gevolg terecht.
 
Nu ziet ons gezond verstand óók in, dat de wereld, waartoe ook wijzelf behoren, ónmogelijk dat eerste, dat noodzakelijke, dat uit zich zelf bestaande, dat absoluut onafhankelijk wezen zijn kan. Immers, de zichtbare wereld is samengesteld uit wezens, zijnden, die, alle onder allerlei opzichten veranderlijk, toevallig, contingent, kortom afhankelijk zijn in hun bestaan. Derhalve moet er boven, onderscheiden van de zichtbare wereld, een noodzakelijk, een absoluut onafhankelijk wezen zijn.
 
Dat God door het natuurlijk licht van de menselijke rede uit de schepselen te kennen is, wordt eveneens geleerd door kerkleraars als [[Justinus de Martelaar|Justinus]] (c. 100 – c. 165), Gregorius de Grote (c. 540 - 604), Johannes Damascenus (676 - 749) en Bernardus van Clairvaux (1090-1153)<ref>Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. (Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922), blz. 233.</ref>.
 
=== Heilige Schrift ===
'''Ten dele.''' Ons kennen van God is echter slechts ten dele, wij kennen zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, maar niet, bijvoorbeeld, Zijn raad.
Een onmisbaar middel om méér van God te leren kennen is de Heilige Schrift, waardoor God tot ons spreekt en Zichzelf nader openbaart.
 
=== Christus ===
'''Valsheid en afwijking.''' Daar komt bij dat goddeloosheid en ongerechtigheid de natuurlijke kennis omtrent God verdringen en ons voeren tot een valse voorstelling van God, tot verering van schepselen in plaats van de Schepper. Door hun ongerechtigheid beletten mensen dat hetgeen zij door het natuurlijk licht van hun rede inzagen, doorwerkt op hun gedrag.
De heerlijkste openbaring van God aan ons mensen is Jezus Christus. Deze is de afdruk van Gods wezen. <blockquote>''Heb 1:3  Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen ...,'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Joh 14:9  Jezus zei tot hem: Ben Ik zo lange tijd bij u en heb je Mij niet gekend, Filippus? Wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien; hoe zeg je dan: Toon ons de Vader?'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Joh 15:24  Als Ik niet de werken onder hen had gedaan die niemand anders heeft gedaan, hadden zij geen zonde; maar nu hebben zij zowel gezien als gehaat zowel Mij als mijn Vader.'' (Telos)</blockquote><blockquote>''2Co 4:4  ... Christus, die het beeld van God is, ...'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Col 1:15  Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van de hele schepping,'' (Telos)</blockquote>
 
=== Ten dele ===
Ons kennen van God door de natuurlijke rede is ten dele, wij kennen zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, maar niet, bijvoorbeeld, Zijn raad. Ons kennen van God door de Woordopenbaring (de Heilige Schrift) is ook ten dele. <blockquote>''1Co 13:9  Want wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele, 1Co 13:10  maar wanneer het volmaakte is gekomen, zal wat ten dele is, te niet gedaan worden. (...)  1Co 13:12  Want wij kijken nu door een spiegel, wazig, maar dan van aangezicht tot aangezicht, nu ken ik ten dele, maar dan zal ik kennen zoals ik ook gekend ben.'' (Telos) </blockquote>
 
=== Valsheid en afwijking ===
'''ValsheidOns enkennen afwijkingis ten dele.''' Daar komt bij dat goddeloosheid en ongerechtigheid de natuurlijke kennis omtrent God verdringen en ons voeren tot een valse voorstelling van God, tot verering van schepselen in plaats van de Schepper. Door hun ongerechtigheid beletten mensen dat hetgeen zij door het natuurlijk licht van hun rede inzagen, doorwerkt op hun gedrag.
 
In het [[Apocriefen|apocriefe]] Boek der Wijsheid, ook genoemd Wijsheid van Salomo, staat: „''Dwaas, voorzeker, zijn alle mensen, die God niet kennen en die uit de zichtbare goederen Hem, die is, niet konden begrijpen; die, geen acht gevend op de werken, de Werkmeester niet erkenden; maar òf het vuur, òf de wind, òf de snelle lucht, òf de sterrenhemel, òf het geweldige water, òf zon en maan voor de wereldbeheersers, voor goden aanzagen. Hielden zij nu dingen, behagen scheppend in hun schoonheid, voor goden, dan hadden zij moeten inzien, hoeveel schoner hun Gebieder is; want Hij, die de oorsprong is der schoonheid, schiep dit alles. Of verwonderden zij zich over hun kracht en werkdadigheid, dan hadden zij daaruit moeten verstaan, hoeveel machtiger hun Schepper is. Want uit de grootheid en de schoonheid van het geschapene, kan de Schepper daarvan klaarblijkelijk verstaan worden''." (Wijsheid 13:1-5)
 
Daar komt nog bij dat de duivel, "de God van deze eeuw", de gedachten kan verblinden en Gods woord kan tegenspreken, belachelijk maken, bestrijden. <blockquote>''2Co 4:4  in wie de God van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen.'' (Telos)</blockquote>
 
== God zien ==
Regel 305 ⟶ 331:
Een toets voor beweringen dat deze of gene god de ware God is, is de tijd<ref>[https://www.youtube.com/watch?v=xVsFhlJF8H4 20161030 The Oldest Yahweh Inscription 2 Kings Joel Kramer]. Youtube.com: Lighthouse Church - Twin Falls, 30 okt. 2016. Duur: 54 min. 1 sec. Voordracht door archeoloog Joel Kramer over de Soreb-inscriptie en over de tijd als toets voor het werkelijk bestaan van goden. </ref>. Valse goden vergaan met de volkeren die hen vereerden en ophielden te bestaan. Bijvoorbeeld de god Dagon is vergaan, met de Filistijnen die hem vereerden. Maar de God van Israël, wiens naam is 'Ik ben', bestaat nog altijd en tot in eeuwigheid.
 
Zie [[God, godenGoden]] voor het hoofdartikel.
 
== Meer weten ==
Regel 328 ⟶ 354:
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Hoog, sub III. Tekst hiervan is op 20 april 2018 verwerkt in verband met het onderwerp 'God de Allerhoogste'.
 
Th. F. Bensdorp, ''Apologetica''. Verzameld en ingeleid door M. Stoks. Derde deel. Amsterdam: N.V. de R.K. Boek-Centrale, 1922. Tekst van blz. 232-233239, over het kennen van God, is onder wijziging verwerkt op 18 sept. en 30 nov. 2022.
 
== Voetnoten ==