God: verschil tussen versies

2.490 bytes toegevoegd ,  6 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 152:
 
== Allerhoogste ==
God wordt vaak de hoge, de verhevene, de hoogste, de allerhoogste genoemd (Hebr. 7: 1; Ps. 99 : 2; 113: 4-6; 138: 6; 148: 13; Job 36: 22; Jes. 2: 11; 12:4). <blockquote>''Jes 57:15 Want zo zegt de Hoge en Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is: Ik woon in de hoge hemel en in het heilige, en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om levend te maken de geest van de nederigen, en om levend te maken het hart van de verbrijzelden. (HSV)''</blockquote>God is de Allerhoogste. "Allerhoogste" is in het Hebreeuws eljon (elyon). El Eljon = God de Allerhoogste. De Naardense vertaling vertaalt door "God-in-den-hoge". De naam Eljon duidt een wezen aan dat al het andere overtreft en waarmee niets te vergelijken is. De eerste maal in de Bijbel wordt God de "Allerhoogste" genoemd in Gen. 14:18. <blockquote>''Ge 14:18 En Melchizedek, de koning van Salem, bracht brood en wijn; hij was een priester van <u>God, de Allerhoogste.</u> Ge 14:19 En hij zegende hem en zei: Gezegend zij Abram door God, de <u>Allerhoogste</u>, Die hemel en aarde bezit! Ge 14:20 En geloofd zij <u>God, de Allerhoogste</u>, Die overgeleverd heeft uw tegenstanders in uw hand! En hij gaf hem van alles een tiende deel. (HSV)''</blockquote>De koning Melchizedek van Salem heeft God als de Allerhoogste God gekend en Hem als priester gediend (Gen. 14:9). Boven Hem is niets en niemand denkbaar.
De koning Melchizedek van Salem heeft God als de Allerhoogste God gekend en Hem als priester gediend (Gen. 14:9). Boven Hem is niets en niemand denkbaar.
 
De tweede keer, kort na de ontmoeting met Melchizedek, wordt "God de Allerhoogste" gebezigd door Abram:<blockquote>''Ge 14:21 De koning van Sodom zei tegen Abram: Geef mij de mensen, maar houd de bezittingen voor uzelf. Ge 14:22 Maar Abram zei tegen de koning van Sodom: Ik zweer bij de HEERE, <u>God, de Allerhoogste</u>, Die hemel en aarde bezit, Ge 14:23 dat ik niets, van draad tot schoenriem toe, ja, niets van alles wat van u is, zal nemen, zodat u niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt. (HSV)''</blockquote>Onze God heeft een hoge (machtige) hand; de kinderen Israëls waren door een hoge hand uitgegaan (Exod. 14: 8). Hij is hoog in zijn kracht (Job 36: 22), Zijn rechterhand is hoog verheven. Hij heeft haar, als een krijgsheld, dreigend omhoog geheven (Ps. 89 : 14). Zij kan spoedig alles veranderen (Ps. 77: 11. Dan. 4: 14; 5: 21).
 
Hij openbaart mede zijn verhevenheid boven de dode afgoden van de heidenen, en boven de hele schepping. Hij is oneindig groot, hetzij men ziet op zijn eigenschappen, hetzij op zijn werken, of op zijn troon in de hemel.
 
De grote koning Nebukadnezar moest erkennen dat God de Allerhoogste heerser is over het het koningschap van de mensen.<blockquote>''Da 4:25 Men zal u namelijk uit de [mensenwereld] verstoten, en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van het veld. Men zal u gras te eten geven, zoals [aan] runderen, en u zult bevochtigd worden door de dauw van de hemel. Zeven tijden zullen over u voorbijgaan, totdat u erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil.'' (HSV)</blockquote>
Regel 222 ⟶ 226:
 
K.G.F.W. Ham, ''Leerboekje over den christelijken godsdienst.'' Dit is deel D van de serie Handleidingen bij het godsdienstonderwijs. Schoonhoven: S. & W.N. van Nooten, 1880. Blz. 8 -11. Hiervan is enige tekst verwerkt op 15 juli 2015.
 
H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Hoog, sub III. Tekst hiervan is op 20 april 2018 verwerkt.