1 Korinthiërs 14: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
 
(2 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{1 Korinthiërs commentaar}}
 
== Samenvatting ==
''1-25'' Vervolg over de geestelijke gaven. Opwekking om profetie, welke nuttiger is dan talen, na te streven. Tracht overvloedig te zijn tot opbouwing van de gemeente. ''26-40'' Over de orde en welvoeglijkheid in de uitingen in de samenkomst van de gemeente.
 
== 1 ==
Regel 101 ⟶ 104:
 
'''Beoordeeld.''' Statenvertaling: "geoordeeld". NBG51-vertaling: "doorgrond". Het Griekse woord wijst, aldus F. Godet<ref name=":2">F. Godet, ''Kommentaar op Paulus eersten brief aan de Corinthiërs.'' Utrecht: Kemink & Zoon, 1904. Commentaar op dit vers.</ref>, veeleer het in de delen nauwkeurig onderzoek aan dan het uitgesproken vonnis. Heel zijn binnenste wordt als het ware doorzocht door de woorden van de profeten. Bij dit doorzoeken wordt "het verborgene van zijn hart openbaar" (vs. 25).
 
Profeteren is een geestelijke uiting. "Wie geestelijk is, beoordeelt alle dingen." (1 Kor. 2:15) <blockquote>{{BVH|Bijbelboek=1 Korinthiërs|Hoofdstuk=2|Vanaf_vers=14|Tot_vers=16}}(Telos) </blockquote>
 
== 25 ==
Regel 146 ⟶ 151:
'''Heeft ieder een psalm, heeft een leer, heeft een openbaring, heeft een taal, heeft een uitlegging.''' "Ieder van u" hebben sommige handschriften<ref name=":2" />. Sommige handschriften<ref name=":2" /> zetten "heeft een taal" vóór "heeft een openbaring".
 
Een ieder heeft niet álles, maar een ieder heeft iets of kan ten minste iets hebben.
 
De zin kan ''vragenderwijs'' opge­vat worden. Misschien is het beter hem op te vatten in de zin van een ''twijfelachtige bevestiging'': „Ingeval dat aldus gebeurt."
Regel 158 ⟶ 163:
'''Een psalm.''' Daarmee staat de lof van God voorop.
 
De psalm (Grieks ''psalmos'') is hier niet een gezang onder de vorm van het spreken in talen, het zingen met de geest, van vs. 15. Want later wordt er afzonderlijk gesproken van het spreken in talen en van zijn uitlegging. Hier is dus sprake van een psalm, gelijk aan die waarvan gesproken wordt in Col. 3:16 en Ef. 5:19. <blockquote>''Col 3:15  En laat de vrede van Christus, waartoe u ook geroepen bent in een lichaam, in uw harten heersen; en weest dankbaar. Col 3:16  Laat het woord van Christus rijkelijk in u wonen, terwijl u in alle wijsheid elkaar leert en terechtwijst met <u>psalmen</u>, lofzangen en geestelijke liederen en in de genade zingt in uw harten voor God.  Col 3:17  En al wat u doet, in woord of in werk, doet alles in de naam van de Heer Jezus, terwijl u God de Vader door Hem dankt.'' (Telos) </blockquote><blockquote>''Efe 5:18  En wordt niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar wordt vervuld met de Geest,  Efe 5:19  en spreekt tot elkaar in <u>psalmen</u>, lofzangen en geestelijke liederen, zingend en jubelend in uw hart tot de Heer, Efe 5:20  en dankt te allen tijde voor alles de God en Vader in de naam van onze Heer Jezus Christus,'' (Telos) </blockquote>Het gaat om zingen terwijl men wel bij zijn zinnen is, gelijk het past bij het begin van de godsdienstoefening. <blockquote>''1Co 14:15  Hoe is het dan? Ik zal met mijn geest bidden, maar ik zal ook met mijn verstand bidden; ik zal met mijn geest <u>lofzingen</u>, maar ik zal ook met mijn verstand <u>lofzingen</u>.'' (Telos)</blockquote>Het ligt weinig voor de hand dat Paulus alleen van een oudtestamentische psalm wil spreken of van een christelijk gezang dat reeds bestaat, dat nu voorge­dragen of gezongen wordt. Het woord "heeft" sluit een geïmproviseerd gezang niet uit, want deze term wordt vervolgens toegepast op de taal en haar uitlegging, die toch onmiddellijke producten zijn van de werking van de Geest.
 
De Joodse wijsgeer [[Philo van Alexandrië|Philo]] (1e helft van de 1e eeuw na Chr.) schrijft over een praktijk bij de [[Therapeuten]], een Joodse sekte in de buurt van de Egyptische stad Alexandrië. "Na de spreker gaat een ander op­staan en zingt Gode een loflied, hetzij dat nieuw gedicht is door hemzelf, hetzij een van de oude lofliederen, gemaakt door vroegere dichters."
Regel 219 ⟶ 224:
De beperking tot twee of drie profeten betekent niet dat na drie profetische voordrachten alle andere uitingen onwenselijk zijn: wanneer er drie profeten gesproken hebben, hoeven zij die een leer (26) of een psalm (26) hebben, niet te zwijgen omdat er al drie profeten gesproken hebben.
 
'''Laten de anderen het beoordelen.''' Beoordelen: het Griekse werkwoord is ''diakrinoo.'' In vs. 24, 'door allen beoordeeld', is het werkwoord ''anakrino.''
'''Laten de anderen het beoordelen.''' De tweede regel voor de profeten in de samenkomst van de gemeente betreft de ''wijze'': de profetie heeft, evenals de talen, haar noodzakelijke aanvulling: het onderscheidingsver­mogen, het oordeel waardoor de onzuivere elementen, die daar ongemerkt zouden kunnen ingeslopen zijn, als zodanig zouden moeten worden aangeduid en verwijderd. <blockquote>''1Th 5:20  Veracht de profetieën niet,  1Th 5:21  maar beproeft alles, behoudt het goede.'' (Telos) </blockquote>Men herinnere zich dat er het Nieuwe Testament nog niet (geheel) geschreven was. De profetie zelf bracht mogelijk nieuwe elementen die het onderricht vervolgens moest uitwerken en rangschikken. Daarom was het onderscheidingsvermogen (Gr. diakrisis) van zo'n belang, van een schifting, gedaan met het oog op de gedachte die in de profetieën, gericht tot de vergadering, werden uitgesproken.
 
'''Laten de anderen het beoordelen.''' De tweede regel voor de profeten in de samenkomst van de gemeente betreft de ''wijze'': de profetie heeft, evenals de talen, haar noodzakelijke aanvulling: het onderscheidingsver­mogen, het oordeel waardoor de onzuivere elementen, die daar ongemerkt zouden kunnen ingeslopen zijn, als zodanig zouden moeten worden aangeduid en verwijderd. <blockquote>''1Th 5:20  Veracht de profetieën niet,  1Th 5:21  maar beproeft alles, behoudt het goede.'' (Telos) </blockquote>Men herinnere zich dat er het Nieuwe Testament nog niet (geheel) geschreven was. De profetie zelf bracht mogelijk nieuwe elementen die het onderricht vervolgens moest uitwerken en rangschikken. Daarom was het onderscheidingsvermogen (Gr. diakrisis) van zo'n belang, van een schifting, gedaan met het oog op de gedachte die in de profetieën, gericht tot de vergadering, werden uitgesproken.
 
<u>De anderen.</u> Sommige handschriften hebben "anderen" in plaats van "de anderen", dus zonder "de"<ref name=":2" />.
Regel 310 ⟶ 317:
 
'''De vrouwen.''' Sommige handschriften, in twee families van manuscripten, en de Syrische vertaling ([[Peshitta]]) hebben "uw vrouwen"<ref name=":2" />. In dit geval komt de gedachte naar voren: laten uw vrouwen zich gedragen als die van de heiligen in al de vergaderingen.
 
'''Zwijgen.''' Of zich stil houden, stil zijn. Grieks: σιγάτωσαν, sigatōsan. Het werkwoord wordt hier onovergankelijk gebruikt. Aldus gebruikt betekent het óf niet spreken, zich stil houden (Luk 9:36; 20:26; Hand. 12:17; 1 Kor. 14:28, 34), óf ophouden met spreken (Luk 18:39, Hand. 15:12,13; 1 Kor. 14:30). Wordt het in vers 30 in de laatste betekenis gebruikt, in vers 34 is het in de eerste betekenis.<ref>D. Harting, ''Grieks Woordenboek op het Nieuwe Testament'' (1861-1863). Opgenomen als ''Grieks-Nederlands handwoordenboek op het Nieuwe Testament'' in Online Bible (uitgeverij Importantia).    </ref>
 
'''In de vergaderingen'''. Dat is de samenkomsten van de gemeenten, niet alleen in Korinthe, doch ook elders, vgl. 1 Cor. 1:2.
Regel 331 ⟶ 340:
Het betaamt in de Heer Jezus dat vrouwen aan hun mannen onderdanig zijn. Over de onderdanigheid van de vrouw, zie [[Vrouw#Onderdanigheid jegens haar man|Vrouw]].
 
'''Zoals ook de wet zegt'''. HetOok is niet duidelijk waarop deze woordenin zinspelenvs. Misschien21 verwijst Paulus naar het feit dat de man het eerst geschapen werdwet, en daarna,haalt uiteen hem, devers vrouwaan. DezeIn verwijzing vinden wij in 1 Timvs. 2:13.34 Paulusis staathet daarechter niet toeduidelijk datop eenwelke vrouw leert of over een man heerst, en grondt zijn verbod eerst hieropwoorden datvan de vrouwwet onderdanighij moetdoelt. zijn, want Adam is eerst gemaakt en daarna Eva.
 
Misschien verwijst Paulus naar het feit dat de man het eerst geschapen werd en daarna, uit hem, de vrouw. Deze verwijzing vinden wij in 1 Tim. 2:13 (hierboven aangehaald). Paulus staat daar niet toe dat een vrouw leert of over een man heerst, en grondt zijn verbod eerst hierop dat de vrouw onderdanig moet zijn, want Adam is eerst gemaakt en daarna Eva.
 
Maar mogelijkMogelijk beroept zich Paulus zich (daarbij ooktevens) op Gen. 3: 16, waar staat dat de man als gevolg van de zondeval heerschappij over de vrouw zal voeren.<blockquote>''Ge 3:16 Tegen de vrouw zei Hij: Ik zal uw moeite in uw zwangerschap zeer groot maken; met pijn zult u kinderen baren. Naar uw man zal uw begeerte uitgaan, maar <u>hij zal over u heersen</u>.'' (HSV) </blockquote>
 
Misschien dacht Paulus daarbij aan het algemene patroon van mannelijke leiderschap onder het volk van Israël in het Oude Testament<ref name=":6">''ESV Study Bible.'' Crossway Bibles (2008).</ref>. In Num. 30:1-16 bijvoorbeeld lezen wij dat een vrouw haar vader of haar man de vervulling van haar geloften mag beletten. Zij is daarin aan hen onderworpen.
 
<blockquote>''Nu 30:13 Alle gelofte, en allen eed der verbintenis, om de ziel te verootmoedigen, die zal haar man bevestigen, of die zal haar man te niet maken. (...) Nu 30:16 Dat zijn de inzettingen, die de HEERE Mozes geboden heeft, tussen een man en zijn huisvrouw, tussen een vader en zijn dochter, zijnde in haar jonkheid, ten huize haars vaders.'' ''(SV)''</blockquote>
 
HetDe leiding over Gods volk komt niet toe aan vrouwen of kinderen.<blockquote>{{BVH|Bijbelboek=Jesaja|Hoofdstuk=3|Vanaf_vers=12|Tot_vers=12}}(CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)</blockquote>Paulus' woordje 'ook' (Grieks: ''kai'') plaatst het bevel van de apostel op dezelfde lijn als de verklaring van GodGods wet (bijvoorbeeld in Gen. 3:16, (aangenomen dat Paulus hiernaar of ook hiernaar verwijst), zo zeker is Paulus dat sprekend als hij het hier doet, hij dat doet krachtens de wil van de Heer (vs. 37).
== 35 ==
1Co 14:35  En als zij iets willen leren, laten zij in huis hun eigen mannen vragen; want het is schandelijk voor een vrouw te spreken in [de] vergadering. (CP<ref name=":4" />)
Regel 357 ⟶ 368:
 
== Over het zwijggebod (34-35) ==
'''Scheppingsorde en gezagsverhouding.''' Men ziet aan "laten zij onderdanig zijn" en het beroep op de wet (Gen. 3:16) dat de apostel het spreken in het openbaar beschouwt als een daad van gezag die men uitoefent met betrekkinggezagsuitoefening totover de vergadering die toehoort; vgl. [[1 Timotheüs/Hoofdstuk 2|1 Tim. 2: 12]].<blockquote>''1Ti 2:11  Een vrouw moet zich stil, in alle onderdanigheid laten leren; 1Ti 2:12  maar ik sta aan een vrouw niet toe dat zij leert of over een man heerst, maar zij moet stil zijn. 1Ti 2:13  Want Adam is eerst geformeerd, daarna Eva; 1Ti 2:14  en Adam werd niet verleid, maar de vrouw werd verleid en viel in overtreding. 1Ti 2:15  Maar zij zal bewaard blijven tijdens het ter wereld brengen van kinderen, als zij blijven in geloof, liefde en heiliging, met ingetogenheid.'' (Telos)</blockquote>En daar de positie van gezag tegenover de man strijdig is met die van onderdanigheid, maakt de apostel daaruit dit besluit op, dat het in het openbaar spreken van de vrouw in strijd is met de positie die haar gegeven is, door de wil van God uitgedrukt in de Wet ([[Thora]]). De wet houdt weliswaar niets in dat ziet op de rol van de vrouwen in de vergaderingen; maar waar de wet het karakter van haar leven in het algemeen genomen bepaalde, daar had zij, naar Paulus' mening, deze kwestie van openbaar spreken in de vergadering indirect uitgemaakt. Het stilzwijgen van de vrouwen bij de godsdienstoefening in de vergadering is slechts de toepassing van de algemene stand van onderdanigheid (onderworpenheid, ondergeschiktheid) die haar opgelegd is met betrekking tot de man.
 
'''Spreekverbod harmoniëren met 1 Kor. 11:5.''' Een moeilijkheid levert de vergelijking met 11:5, waar de vrouw bij het bidden en profeteren een hoofdbedekking moet dragen, dus toch wel bidt en profeteert. Men heeft allerlei oplossingen gezocht om het zwijggebod te harmoniëren met 1 Kor. 11:5.
 
'''1.''' <u>Gemeentelijke samenkomst.</u> Het spreekverbod geldt in de ''gemeentelijke samenkomst,'' wanneer "de hele gemeente op één plaats samenkomt" (14:23), maar niet in een kleinere groep, wat de situatie in 1 Kor. 11 is.
1. Een oplossing is de gedachte dat het spreekverbod aan de vrouwen beperkt is tot de uitingen van be­wondering, die zij plachten te geven aan hen, die in vreemde talen spraken.
 
Mogen zusters dan helemaal niets zeggen in de vergadering van de heiligen?
2. Het spreekverbod is beperkt tot het stellen van nieuwsgierige vragen, die zij de profeten deden, wat natuurlijk een stoornis gaf in de goede orde bij de samenkomsten.
 
'''1a.''' Een antwoord is: zwijggebod in de gemeentelijke samenkomst betreft het individueel zelfstandig optreden van een zuster, en verbiedt het ook het opgeven van een lied en het doen van een gebed. Vrouwen mogen meezingen en 'amen zeggen'. Het bidden en profeteren door vrouwen in 1 Kor. 11 gebeurt buiten de gemeentelijke samenkomst.
3. Het spreekverbod betreft het gefluister en de private gesprekken, die hinderlijk zijn voor de aandacht bij de gods­dienstoefening.
 
'''1b.''' Een ander antwoord<ref>[https://www.youtube.com/watch?v=I5kTo7CLBDk Do women have to remain silent in church? | GotQuestions.org]. Youtube.com: Got Questions Ministries, 28 sept. 2020. Duur: 6 min. 25 sec. </ref> is: in 1 Kor. 14 worden het spreken in talen en het profeteren besproken. Dit zijn de uitingen die aan zusters worden ontzegd. Beide uitingen behelzen onderwijs en vereisen enig gezag. Geestelijk gezag in de gemeente berust bij mannen, gegrond op Gods scheppingsorde. Daarom mogen zusters niet in talen spreken of profeteren in de gemeentelijke samenkomst. Ze mogen wel een gebed uitspreken of op een andere wijze deelnemen aan de dienst.
Tegen deze drie 'oplossingen' kan worden opgeworpen dat het onmogelijk is om op deze wijze de betekenis van het Griekse woord ''lalein'', spreken, in hoofdstuk 14 te beperken, dat toch hier in dit hoofdstuk toegepast wordt op alle manieren waarop men in het openbaar kan spreken. Boven­dien, indien een of meer van de genoemde beperkte betekenissen de bedoeling was van het verbod, dan had het evengoed aan de mannen als aan de vrouwen moeten gegeven zijn. De passage, vzn. 34-35, verbiedt aan de vrouwen niet om verkeerd te spreken of te onpas, maar om te ''spreken''; en Paulus stelt tegenover dit woord spreken, het zwijgen of het vragen thuis.
 
4'''2.''' <u>Eerst hoofdbedekking, later profetie.</u> Een tweede 'oplossing' zegt dat 1 Kor. 11 gericht is op de hoofdbedekking als een symbool van onder-gezag-staan, terwijl het profeteren zelf pas in 1 Kor. 14 wordt behandeld. Men zou de veronderstelling kunnen maken, dat de apostel het spreken der vrouwen bij wijze vanin profetie of gebed in hoofdstuk 11 voor het ogenblik alleen heeft willen laten passeren, voor zich het recht behoudendebehoudend om het later, in hoofdstuk 14, geheel te verbieden, wanneer de beginselen, die noodzakelijk zijn om dit algehele verbod te rechtvaardigen zullen gesteld worden. Zo had hij ook in hoofdstuk 6 gedaan met het oog op de rechtsge­dingen tussen de gelovigen, waar hij begon met een een­voudige beperking te maken in vs. 4, om ze vervolgens in vs. 7 geheel te veroordelen. <blockquote>''1Co 6:4  Als u dan rechtszaken hebt over de dingen van dit leven, stelt dan daarover hen die in de gemeente niet geacht zijn!'' (Telos) </blockquote><blockquote>''1Co 6:7  Reeds in het algemeen nu is het een gebrek bij u, dat u rechtszaken met elkaar hebt. Waarom lijdt u niet liever onrecht? Waarom laat u zich niet liever te kort doen?'' (Telos) </blockquote>Ook hebben wij nog het gebruik van een dergelijke methode opgemerkt bij de behandeling, die betrekking had op de deelname van de Korinthiërs aan de feest­maaltijden ter ere der afgoden. Hoofdstuk 8 vers 10 scheen die eerst te veroorloven; voorts, later, toen het ogenblik gekomen is, verbiedt hij die stellig (10: 21-22), omdat hij nu van oordeel is, dat de geesten beter voorbereid zijn om zulk een besluit te aanvaarden. <blockquote>''1Co 8:10  Want als iemand u, die kennis hebt, in een afgodstempel ziet aanzitten, zal zijn geweten, daar hij zwak is, niet aangespoord worden om de afgodenoffers te eten?'' (Telos) </blockquote><blockquote>''1Co 10:20  Nee, maar dat wat de volken offeren, zij dat aan de demonen offeren en niet aan God; en ik wil niet, dat u gemeenschap hebt met de demonen. 1Co 10:21  U kunt niet de drinkbeker van de Heer drinken en de drinkbeker van de demonen; u kunt niet deelnemen aan de tafel van de Heer en aan de tafel van de demonen.'' (Telos) </blockquote>Maar deze oplossing - het spreken eerst schijnbaar toelaten maar later verbieden - kan niet voldoen, want het blijft altijd waar, dat men geen voorwaarde aan de volvoering van een handeling stelt, die men zich voorneemt om later geheel te verbieden.
 
6'''3.''' <u>Niet beoordelen.</u> Een andere aangedragen oplossing<ref name=":1" /><ref name=":6" /> is, dat hier sprake is van het beoordelen en het vragen van ophelderingen aangaande een naar voren gebrachte profetie. Wat aan het zwijggebod voorafgaat is immers de richtlijn voor profeteren. Dat vragen door de vrouwen kan en moet thuis gebeuren. Maar bidden en profeteren wordt haar niet verboden. Men denke aan de profetessen in het Oude en Nieuwe Testament.
5. Ook heeft men nog gemeend dat het Griekse woord ''lalein'', spreken, in hoofdstuk 14 alleen in de betekenis van ''onderwijzen'' moest genomen worden. Volgens deze mening zou de vrouw wel hebben kunnen profeteren, bidden in vreemde talen; maar zij moet zich nooit veroorloven om te onderwijzen. T
 
De emancipatie van de vrouw ging in Korinthe wellicht wat ver; bij hen wellicht openbaarde zich een verkeerde emancipatie-zucht. Daar was een neiging om op geestelijk terrein aan de man gelijk te zijn, want in Christus is immers geen man of vrouw. In het gewone leven was die gelijkheid er niet, maar op godsdienstig terrein greep menige vrouw naar iets dat haar niet toekwam. Zo wilden sommige vrouwen in de gemeentelijke samenkomst spreken en vragen, d.i. redeneren en kritiseren, debatteren en polemiseren, gelijk dit bij de Griekse hetaeren de gewoonte was. Deze hetaeren waren de bijzitten<ref>Een ''bijzit'' of concubine (synoniem) is een "vrouw waarmee een man buitenechtelijk in min of meer vaste verhouding leeft en omgang heeft", aldus ''Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal'' (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000. </ref> van de voorname Grieken, die als danseressen of fluitspeelsters de feestmalen bijwoonden. Vele ontwikkelde vrouwen onder de hetaeren namen aan de wijsgerige discussies deel. Misschien was het die vrijheid die sommige zusters ook in Korinthe wilden invoeren, en in Efeze ging men kennelijk nog verder en wilden sommige vrouwen als leraressen in de gemeente optreden.<ref>K. Dijk, ''De vrouw in de brieven van den apostel Paulus'' (1933), blz. 76.</ref>
Toch is het onmo­gelijk om deze zo beperkte zin van het woord ''lalein'' te nemen in een hoofdstuk, waarin het over zijn gehele lengte gebruikt wordt om èn het profetisch spreken èn het spreken in vreemde talen aan te duiden. In de grond is deze oplos­sing misschien niet verkeerd, maar men kan haar niet afleiden uit het gebruik van het woord ''spreken'' in hoofdstuk 14, in tegenstelling met de woorden ''profeteren'' en ''bidden'', in hoofdstuk 11.
 
6. Een andere aangedragen oplossing<ref name=":1" /> is, dat hier sprake is van het beoordelen en het vragen van ophelderingen aangaande een naar voren gebrachte profetie. Wat aan het zwijggebod voorafgaat is immers de richtlijn voor profeteren. Dat vragen door de vrouwen kan en moet thuis gebeuren. Maar bidden en profeteren wordt haar niet verboden. Men denke aan de profetessen in het Oude en Nieuwe Testament.
 
Een variant van de 'niet-beoordelen'-oplossing<ref>https://www.gotquestions.org/women-silent-church.html. Geraadpleegd op 30 juli 2024. </ref> is dat een vrouw noch profetie ''noch hetgeen in een vreemde taal'' wordt geuit, openlijk mag beoordelen. Als ze dat doet, neemt ze een plaats van gezag in tegenover de gemeente, wat haar niet toekomt. "Paulus bedoelt dat zij zich niet openlijk mogen mengen in de uitleg van tongentaal of profetie."<ref>''Bijbel met uitleg. Statenvertaling | Psalmen.'' Apeldoorn: De Banier, 2015.</ref>
De emancipatie van de vrouw ging in Korinthe wellicht wat ver; bij hen wellicht openbaarde zich een verkeerde emancipatie-zucht. Daar was een neiging om op geestelijk terrein aan de man gelijk te zijn, want in Christus is immers geen man of vrouw. In het gewone leven was die gelijkheid er niet, maar op godsdienstig terrein greep menige vrouw naar iets dat haar niet toekwam. Zo wilden sommige vrouwen in de gemeentelijke samenkomst spreken en vragen, d.i. redeneren en kritiseren, debatteren en polemiseren, gelijk dit bij de Griekse hetaeren de gewoonte was. Deze hetaeren waren de bijzitten<ref>Een ''bijzit'' of concubine (synoniem) is een "vrouw waarmee een man buitenechtelijk in min of meer vaste verhouding leeft en omgang heeft", aldus ''Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal'' (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000. </ref> van de voorname Grieken, die als danseressen of fluitspeelsters de feestmalen bijwoonden. Vele ontwikkelde vrouwen onder de hetaeren namen aan de wijsgerige discussies deel. Misschien was het die vrijheid die sommige zusters ook in Korinthe wilden invoeren, en in Efeze ging men kennelijk nog verder en wilden sommige vrouwen als leraressen in de gemeente optreden.<ref>K. Dijk, ''De vrouw in de brieven van den apostel Paulus'' (1933), blz. 76.</ref>
 
Toch is het onmo­gelijk om deze zo beperkte zin van het woord ''lalein'' te nemen in een hoofdstuk, waarin het over zijn gehele lengte gebruikt wordt om èn het profetisch spreken èn het spreken in vreemde talen aan te duiden. In de grond is deze oplos­sing misschien niet verkeerd, maar men kan haar niet afleiden uit het gebruik van het woord ''spreken'' in hoofdstuk 14, in tegenstelling met de woorden ''profeteren'' en ''bidden'', in hoofdstuk 11.
 
Weer een andere variant beperkt het zwijggebod tot het openlijk beoordelen door vrouwen van hun eigen mannen. Deze uitleg lijkt te zwak in het licht van het algemene karakter van "laten de vrouwen zwijgen in de gemeenten; want het is hun niet geoorloofd te spreken...".
7. Terwijl Paulus in de regel het spreken der vrouwen in de vergaderingen verwerpt, heeft hij toch gewild dat hun een zekere vrijheid gelaten werd voor het buiten­gewone geval, waarin de vrouw, tengevolge van een plotselinge openbaring (profeteren) of onder de invloed van een machtige adem van het gebed en der dankzegging (spreken in vreemde talen), zich gedrongen gevoelde om uiting te geven aan deze buitengewone aandrift des Geestes. Alleen maar heeft hij er met te meer nadruk op gestaan, dat, op het ogenblik, waarop zij aldus uit haar natuurlijke stand van bescheidenheid en onafhankelijk­heid trad, zij niet vergat, noch de vergadering met haar, wat er voor abnormaals in deze daad lag; en daartoe nu diende de hoofdbedekking. Het schijnt overigens ook, dat Paulus niet veronder­stelde, dat deze gevallen dikwijls voor zouden komen. Want in hoofdstuk 14 worden de profetessen nergens naast de profeten genoemd, en toch wordt de naam 'profetes' in het Oude Testament gebruikt en ontbreekt zij ook niet in het Nieuwe Testament (Luk 2: 36; Opb. 2:20). Het is wel waarschijnlijk, dat de apostel in hoofdstuk 11 slechts aan de gehuwde vrouwen dacht.
 
5'''4.''' <u>Niet onderwijzen.</u> Ook heeft men nog gemeend dat het Griekse woord ''lalein'', spreken, in hoofdstuk 14 alleen in de betekenis van ''onderwijzen'' moest genomen worden. Volgens deze mening zou de vrouw wel hebben kunnen profeteren, bidden in vreemde talen; maar zij moet zich nooit veroorloven om te onderwijzen. T
 
Toch is het onmo­gelijk om deze zo beperkte zin van het woord ''lalein'' te nemen in een hoofdstuk, waarin het over zijn gehele lengte gebruikt wordt om èn het profetisch spreken èn het spreken in vreemde talen aan te duiden. In de grond is deze oplos­sing misschien niet verkeerd, maar men kan haar niet afleiden uit het gebruik van het woord ''spreken'' in hoofdstuk 14, in tegenstelling met de woorden ''profeteren'' en ''bidden'', in hoofdstuk 11.
 
InUit elk1 gevalTim. 2 is het wel duidelijk dat het een vrouw niet geoorloofd te ''leren,'' gelijk Paulus elders duidelijk leert. Een vrouwelijke predikant, die de gemeente van Christus leert, handelt in strijd met dit verbodspreekverbod.
 
7'''5.''' <u>Bij uitzondering.</u> Terwijl Paulus in de regel het spreken der vrouwen in de vergaderingen verwerpt, heeft hij toch gewild dat hun een zekere vrijheid gelaten werd voor het buiten­gewone geval, waarin de vrouw, tengevolge van een plotselinge openbaring (profeteren) of onder de invloed van een machtige adem van het gebed en der dankzegging (spreken in vreemde talen), zich gedrongen gevoelde om uiting te geven aan deze buitengewone aandrift des Geestes. Alleen maar heeft hij er met te meer nadruk op gestaan, dat, op het ogenblik, waarop zij aldus uit haar natuurlijke stand van bescheidenheid en onafhankelijk­heid trad, zij niet vergat, noch de vergadering met haar, wat er voor abnormaals in deze daad lag; en daartoe nu diende de hoofdbedekking. Het schijnt overigens ook, dat Paulus niet veronder­stelde, dat deze gevallen dikwijls voor zouden komen. Want in hoofdstuk 14 worden de profetessen nergens naast de profeten genoemd, en toch wordt de naam 'profetes' in het Oude Testament gebruikt en ontbreekt zij ook niet in het Nieuwe Testament (Luk 2: 36; Opb. 2:20). Het is wel waarschijnlijk, dat de apostel in hoofdstuk 11 slechts aan de gehuwde vrouwen dacht.
 
Tegen deze laatste oplossing van de moeilijkheid kan worden aangevoerd, (1) dat Paulus stelt (vs. 32) dat de geesten van de profeten aan de profeten zijn onderworpen, en (2) dat Paulus zelfbeheersing bij de profeten veronderstelt dat als hij een maximum van twee of drie profetische sprekers stelt. Waarom zou Paulus dan in hoofdstuk 11 een uitzondering maken voor vrouwen die door een buitengewone aandrift van de Geest gedreven worden?
 
'''6.''' <u>Geen opmerkingen maken.</u> "Vrouwen mogen de eredienst niet verstoren met hun opmerkingen (34-35). Zij mogen hun nieuwe vrijheid niet misbruiken. Uit 11:5 blijkt dat ze niet helemaal hoeven te zwijgen: ook vrouwen mogen profeteren."<ref>''Handboek bij de Bijbel'' (Den Haag: J.N. Voorhoeve, 1976).</ref>.
In elk geval is het een vrouw niet geoorloofd te ''leren,'' gelijk Paulus elders duidelijk leert. Een vrouwelijke predikant, die de gemeente van Christus leert, handelt in strijd met dit verbod.
 
1'''7.''' <u>Niet bewondering uiten.</u> Een andere oplossing is de gedachte dat het spreekverbod aan de vrouwen beperkt is tot de uitingen van be­wondering, die zij plachten te geven aan hen, die in vreemde talen spraken.
 
2'''8.''' <u>Niet bevragen.</u> Het spreekverbod is beperkt tot het stellen van nieuwsgierige vragen, die zij de profeten deden, wat natuurlijk een stoornis gaf in de goede orde bij de samenkomsten.
 
3'''9.''' <u>Niet onderling kwebbelen.</u> Het spreekverbod is een ordemaatregel en betreft het gefluister en de private gesprekken, die hinderlijk zijn voor de aandacht bij de gods­dienstoefening.
 
Tegen deze drievier laatste 'oplossingen' kan worden opgeworpen dat het onmogelijk is om op deze wijze de betekenis van het Griekse woord ''lalein'', spreken, in hoofdstuk 14 te beperken, dat toch hier in dit hoofdstuk toegepast wordt op alle manieren waarop men in het openbaar kan spreken. Boven­dien, indien een of meer van de genoemde beperkte betekenissen de bedoeling was van het verbod, dan had het evengoed aan de mannen als aan de vrouwen moeten gegeven zijn. De passage, vzn. 34-35, verbiedt aan de vrouwen niet om verkeerd te spreken of te onpas te spreken, maar om te ''spreken''; en Paulus stelt tegenover dit woord spreken, het zwijgen of het vragen thuis.
 
== 36 ==
1 Corinthiërs 14:36 Of is het woord van God van u uitgegaan? Of is het alleen tot u gekomen? (Telos)
Een profeet geeft het woord van God door, nadat het tot hem gekomen is. <blockquote>{{BVH|Bijbelboek=Lukas|Hoofdstuk=3|Vanaf_vers=2|Tot_vers=2}}(Telos)</blockquote>Dit vers 36, evenals het volgende, sluit aan op de behandeling van het profeteren in de gemeente.
 
'''Of is het woord van God van u uitgegaan?''' Zou u er aanspraak op kunnen maken een autoriteit voor andere gemeenten te zijn? In welk geval andere gemeenten zich naar u zouden moeten schikken, eer dan dat u hun voorbeeld zou moeten volgen. En als zij dat niet wilden, u ten minste het recht zou hebben om uw eigen weg voor u te gaan?<ref name=":5">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 17 april 2024. </ref>
 
Regel 394 ⟶ 421:
 
== 37 ==
1Co 14:37 Als iemand meent een profeet te zijn of geestelijk, laat hij erkennen, dat wat ik u schrijf een gebod van de Heer is. (TELOSTelos)
'''Een gebod van de Heer'''. Door Gods Geest ingegeven of zelfs mogelijk door de Heer hoorbaar meegedeeld.
 
== 38 ==
1Co 14:38 Maar is iemand onwetend, hij zij onwetend. (TELOSTelos)
'''Onwetend'''. Vgl. 12:1.
 
== 39 ==
{{BVP|Bijbelboek=1 Korinthiërs|Hoofdstuk=14|Vanaf_vers=39|Tot_vers=39}}(Telos)
'''Streeft ernaar te profeteren.''' Zie vzn. 1, 5.
 
== 40 ==
Regel 406 ⟶ 437:
 
'''Welvoeglijk.''' Onwelvoeglijk is het als een vrouw gezaghebbend of leidinggevend spreekt in de gemeente.
 
== Nabeschouwing ==
Dit hoofdstuk is het laatste deel van de behandeling van de geestesgaven en hun gebruik (hfst. 12-14). Hoofdstuk 12 begint met:<blockquote>{{BVH|Bijbelboek=1 Korinthiërs|Hoofdstuk=12|Vanaf_vers=1|Tot_vers=1}}</blockquote>Van de geestelijke uitingen, die na te streven zijn, is profeteren voor de gemeente nuttiger dan het spreken in een onbegrijpelijke taal (''1-19''). Bovendien zijn de talen een teken voor de ongelovigen, maar profetie is voor de gelovigen (''20-22''). Ook met het oog op een onkundige of ongelovige, die binnenkomt, is profeteren nuttiger dan het spreken in een taal. Als een ongelovige in de gemeentelijke vergadering komt en allen profeteren, dan zal hij Gods tegenwoordigheid opmerken. (''23-25''). Het laatste gedeelte van dit hoofdstuk geeft regels om alle uitingen in de samenkomst welvoeglijk en met orde te laten gebeuren (''26-40'').
 
== Meer informatie ==
Grieks-Engelse interlineaire vertaling van 1 Korinthiërs 14: https://biblehub.com/interlinear/1_corinthians/14.htm
 
== Bronnen ==