Debir: verschil tussen versies
Regel 9:
'''Naam.''' Ze werd door de Kanaänieten ''Kirjath-Sepher'' (Stad der boeken) (Joz. 15 : 16) of ''Kirjath-Sanna'' ("Stad der palmtakken"<ref name=":0">F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, ''Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk'' (Kampen: J.H. Kok, 1925-1931) s.v. Debir. </ref> of "Stad der leer"<ref name=":1">H. Zeller, ''Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk''. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Debir.</ref>) (Joz. 15 : 49) genoemd. De naam Debir wordt afgeleid van „achter", wegens de meest westelijke ligging der stad op het zuidelijk gebergte Juda<ref name=":1" />. De vroegere naam ''Kirjath-Sepher'' werd reeds door de oude joodse uitleggers overgezet door: "Stad der boeken", Kirjath-Sanna, "Stad der leer", waaruit blijkt, dat de Kanaänieten reeds schrift en boeken. kenden.
'''Ligging.''' Debir wordt vereenzelvigd met de huidige ''tell Beit-Mirsim'', dat bijna 21 km ten zuidwesten van [[Hebron]] ligt<ref>A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 45. </ref>.
Debir werd door Jozua met het gehele zuiden van Kanaän veroverd (Joz. 12 : 13), en verdelgd (Joz. 10:38), maar naderhand wederom door de Kanaänieten bezet. ▼
▲Debir werd door Jozua met het gehele zuiden van Kanaän veroverd (Joz. 12 : 13), en verdelgd (Joz. 10:38-39), maar naderhand wederom door de Kanaänieten bezet.
[[Bestand:Jozua campagnes midden zuiden Kanaan Access-Foundation.jpg|geen|miniatuur|1227x1227px|Vermoedelijke ligging van Debir. De ligging is niet met zekerheid te bepalen<ref name=":0" />. ]]
Kaleb toch, tot
Zij werd later door de [[Levieten]] ingeruimd (Joz. 21 : 15).
[[Bestand:Debir vestingmuur.jpg|geen|miniatuur|666x666px|Kanaäitische vestingmuur te ''Tell beit mirsim'', misschien Debir. De plaats ligt niet ver van Hebron. De foto toont een deel van de stevige Kanaanitische muur, waarvoor dus de Israëlieten hebben gestaan. Slechts het glooiende onderstuk is bewaard; het bovenstuk, dat loodrecht oprees, is verwoest. ]]
[[Bestand:Debir huizen en poort.jpg|geen|miniatuur|665x665px|Een gedeelte van de huizen en muren van ''Tell beit mirsim'', misschien het oude Debir. Binnen de muren lagen de huizen van de stad. Ook is (in het midden) een stuk zichtbaar van de oostelijke stadspoort. Een leek ontwaart op zulk een opgravingsterrein niets dan een grote verwarde verzameling van stenen, muren, puin en stof; maar voor de vakman is dit alles een geopend boek, een soort verklaring van sommige bladzijden van de oude Bijbel. Hier heeft de dappere [[Othniël]] gestreden en als prijs een verstandige vrouw gekregen, die goed met haar vader wist om te gaan (Achsa en [[Kaleb]]). ]]
[[Bestand:Debir heiligdom.jpg|geen|miniatuur|918x918px|Foto: resten van een Kanaänitisch heiligdom te ''Tell beit mirsim'', misschien het oude Debir. De Kanaanieten vereerden hun goden dikwijls bij heilige opgerichte stenen. Hier schijnt een rij van zulke heilige staande stenen te zien. Men offerde daarbij, goot er olie op en kuste ze, omdat ze als symbolen golden van de plaatselijke [[Baäl]]. De Israëlieten lieten zich maar al te dikwijls en al te gemakkelijk verleiden tot de Baalsdienst, waartegen de profeten zo fel fulmineerden. Rondom het heiligdom ontwaart men de rotsachtige omgeving van de stad, die trouwens vruchtbaarder is dan de foto zou doen vermoeden. ]]
== Debir bij Gilgal ==
|
Huidige versie van 27 dec 2020 om 21:24
Debir verwijst in de Bijbel naar een koning en naar enkele steden.
Debir, koning van Eglon
Deze was een van de vijf koningen, die het met Israël verbonden Gibeon aanvielen, maar die door Jozua verslagen, daarenboven gevangen en gedood werden (Joz. 10:3).
Debir in Zuid-Juda
Debir was een Kanaänitische koningsstad op het gebergte Juda (Joz. 13 : 38; 11 : 21; 12 : 18)
Naam. Ze werd door de Kanaänieten Kirjath-Sepher (Stad der boeken) (Joz. 15 : 16) of Kirjath-Sanna ("Stad der palmtakken"[1] of "Stad der leer"[2]) (Joz. 15 : 49) genoemd. De naam Debir wordt afgeleid van „achter", wegens de meest westelijke ligging der stad op het zuidelijk gebergte Juda[2]. De vroegere naam Kirjath-Sepher werd reeds door de oude joodse uitleggers overgezet door: "Stad der boeken", Kirjath-Sanna, "Stad der leer", waaruit blijkt, dat de Kanaänieten reeds schrift en boeken. kenden.
Ligging. Debir wordt vereenzelvigd met de huidige tell Beit-Mirsim, dat bijna 21 km ten zuidwesten van Hebron ligt[3].
Debir werd door Jozua met het gehele zuiden van Kanaän veroverd (Joz. 12 : 13), en verdelgd (Joz. 10:38-39), maar naderhand wederom door de Kanaänieten bezet.
Kaleb toch, tot wiens erfdeel het moet behoord hebben, gaf tot prijs voor de herovering zijn dochter Achsa, door Othniel gewonnen (Joz. 15: 16. Rigt. 1: 13).
Zij werd later door de Levieten ingeruimd (Joz. 21 : 15).
Debir bij Gilgal
Een ander Debir noemt men aan de noordoostelijke grens van Juda (Joz. 15: 7), nabij Gilgal.
Debir in Gad
Een derde stad genaamd Debir lag in het oostelijk-Jordaanland, in het stamgebied van Gad, oostelijk van Mahanaïm (Joz. 13 : 26).
Meer informatie
Debir, en.wikipedia.org
Bronnen
F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk. Kampen: J.H. Kok, 1925-1931. Zes delen. Tekst van het lemma 'Debir' is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Debir. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.
A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst van blz. 39. 41, 42 is onder wijziging verwerkt op 24 dec. 2020.
Voetnoten
- ↑ 1,0 1,1 F. W. Grosheide, J.H. Landwehr, C. Lindeboom, J.C. Rullmann, Christelijke Encyclopaedie voor het Nederlandsche volk (Kampen: J.H. Kok, 1925-1931) s.v. Debir.
- ↑ 2,0 2,1 H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Debir.
- ↑ A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Blz. 45.