Deuteronomium 2: verschil tussen versies

Uit Christipedia
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
 
Regel 14: Regel 14:
{{BVP|Bijbelboek=Deuteronomium|Hoofdstuk=2|Vanaf_vers=8|Tot_vers=8}}<noinclude>(CP<ref name=":0" />)
{{BVP|Bijbelboek=Deuteronomium|Hoofdstuk=2|Vanaf_vers=8|Tot_vers=8}}<noinclude>(CP<ref name=":0" />)
'''De weg van het vlakke veld.''' Petrus Canisius-vertaling: "de weg van de Araba".
'''De weg van het vlakke veld.''' Petrus Canisius-vertaling: "de weg van de Araba".

== 36 ==
{{BVP|Bijbelboek=Deuteronomium|Hoofdstuk=2|Vanaf_vers=36|Tot_vers=36}}<noinclude>(CP<ref name=":0" />)
'''Was er geen stad die voor ons te hoog was.''' Hoog ommuurde steden hadden de Israëlitische verkenners 38 jaar eerder aanschouwd in Kanaän. Destijds lieten zij zich door zulke steden helaas ontmoedigen en in ongeloof aan de overwinning verzinken.

== 37 ==
{{BVP|Bijbelboek=Deuteronomium|Hoofdstuk=2|Vanaf_vers=37|Tot_vers=37}}<noinclude>(CP<ref name=":0" />)
[[Bestand:Israel_woestijnreis_Kadesh_naar_Moab.jpg|geen|miniatuur|1152x1152px|Mogelijke ligging van Kedemoth, ten zuiden van Dibon]]


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==

Huidige versie van 18 jul 2024 om 18:26

Deuteronomium 2 is een hoofdstuk van Deuteronomium, een geschrift in de Bijbel, en telt 37 verzen.

Hoofdstukken van Deuteronomium samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 13
Verzen van Deuteronomium 2 becommentarieerd: · 1 · 7 · 8 · 36 · 37

Samenvatting

1

 2: 1 Daarna keerden wij ons, en reisden naar de woestijn, de weg van de Schelfzee, gelijk Jhwh tot mij gesproken had, en wij trokken om het gebergte Seïr, vele dagen. (CP[1])

Wij trokken om het gebergte Seïr, vele dagen.

Mogelijke route van de tocht door de woestijn.

7

 2: 7 Want Jhwh, uw GODen, heeft u gezegend in al het werk van uw hand; Hij kent uw wandelen door deze zo grote woestijn; deze veertig jaren is Jhwh, uw GODen, met u geweest; geen ding heeft u ontbroken. (CP[1])

Geen ding heeft u ontbroken.

Psalm 23: 1 Een psalm van David. Jhwh is mijn Herder, mij zal niets ontbreken. 2 Hij doet mij neerliggen in grazige weiden; Hij voert mij zachtjes aan zeer stille wateren.

8

 2: 8 Als wij nu verder getrokken waren, weg van onze broeders, de kinderen van Ezau, die in Seïr woonden, en van de weg van het vlakke veld, van Elath en van Ezeon-geber, zo keerden wij ons, en trokken door de weg van de woestijn van Moab. (CP[1])

De weg van het vlakke veld. Petrus Canisius-vertaling: "de weg van de Araba".

36

 2: 36 Van Aroër af, dat aan de oever van de beek Arnon is, en de stad die aan de beek is, ook tot Gilead toe, was er geen stad die voor ons te hoog was; Jhwh, onze GODen, gaf dat alles voor ons aangezicht. (CP[1])

Was er geen stad die voor ons te hoog was. Hoog ommuurde steden hadden de Israëlitische verkenners 38 jaar eerder aanschouwd in Kanaän. Destijds lieten zij zich door zulke steden helaas ontmoedigen en in ongeloof aan de overwinning verzinken.

37

 2: 37 Behalve tot het land van de kinderen Ammons naderde u niet, noch tot de hele streek van de beek Jabbok, noch tot de steden van het gebergte, noch tot iets dat Jhwh, onze GODen, ons verboden had. (CP[1])
Mogelijke ligging van Kedemoth, ten zuiden van Dibon

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 1,2 1,3 1,4 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.