Droogte: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 12: Regel 12:


== Tuchtmiddel ==
== Tuchtmiddel ==
God kan, tot tuchtiging, zijn volk met droogte treffen.<blockquote>''De 28:22 De HEERE zal u treffen met tering, koorts en ontsteking, met hitte en <u>droogte</u>, en met korenbrand en meeldauw, die u achtervolgen zullen totdat u omkomt. De 28:23 Uw hemel, die boven uw hoofd is, zal van brons zijn, en de aarde, die onder u is, zal van ijzer zijn. De 28:24 De HEERE zal stuifzand en stof geven als regen voor uw land. Uit de hemel zal het op u neerdalen, totdat u weggevaagd bent.'' ''(HSV)''</blockquote>Jer. 14:1v spreekt van een grote droogte die Juda getroffen heeft, misschien tussen het 13de en 18de regeringsjaar<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 14:1. </ref> (627-622 v.C.) van koning Josia.<blockquote>''Jer 14:1 Het woord des HEEREN, dat tot Jeremia geschied is, over de zaken der grote droogte. Jer 14:2 Juda treurt en haar poorten zijn verzwakt; zij zijn in het zwart gekleed ter aarde toe, en Jeruzalems geschrei klimt op. Jer 14:3 En hun voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij komen tot de grachten, zij vinden geen water, zij komen [met] hun vaten ledig weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood, en bedekken hun hoofd. Jer 14:4 Omdat het aardrijk gescheurd is, dewijl er geen regen op de aarde is; de akkerlieden zijn beschaamd, zij bedekken hun hoofd. Jer 14:5 Want ook de hinden in het veld werpen jongen, en verlaten [die], omdat er geen jong gras is. Jer 14:6 En de woudezels staan op de hoge plaatsen, zij scheppen den wind gelijk de draken; hun ogen versmachten, omdat er geen kruid is. Jer 14:7 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe [het] om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd. (SV)''.</blockquote>Een uit de Babylonische ballingschap teruggekeerd overblijfsel van de Joden verwaarloosde de bouw van Gods huis, "vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn [eigen] huis" (Hag. 1:9b). <blockquote>''Hag 1:10 Daarom onthoudt de hemel u dauw, en het land onthoudt u zijn opbrengst, Hag 1:11 want Ik riep droogte uit over het land, over de bergen en over het koren, over de nieuwe wijn en over de olie, en over wat het land oplevert, over de mensen en over de dieren en over al de inspanning van uw handen. (HSV)''</blockquote>Tussen de vroege [[regen]] (in oktober/november) en de late regen (maart/april) valt er in Israël geen druppel water. Maar de Heere God zendt dan de avonddauw, opdat de verschroeide aarde weer bevochtigd zou worden<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hag. 1:10. Enige tekst hiervan is onder verandering verwerkt.</ref>. Houdt God deze dauw in, dan dijt het gewas niet.
God kan, tot tuchtiging, zijn volk met droogte treffen.<blockquote>''De 28:22 De HEERE zal u treffen met tering, koorts en ontsteking, met hitte en <u>droogte</u>, en met korenbrand en meeldauw, die u achtervolgen zullen totdat u omkomt. De 28:23 Uw hemel, die boven uw hoofd is, zal van brons zijn, en de aarde, die onder u is, zal van ijzer zijn. De 28:24 De HEERE zal stuifzand en stof geven als regen voor uw land. Uit de hemel zal het op u neerdalen, totdat u weggevaagd bent.'' ''(HSV)''</blockquote>Jer. 14:1v spreekt van een grote droogte die [[Juda (stam)|Juda]] getroffen heeft, misschien tussen het 13de en 18de regeringsjaar<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Jer. 14:1. </ref> (627-622 v.C.) van koning [[Josia]].<blockquote>''Jer 14:1 Het woord des HEEREN, dat tot Jeremia geschied is, over de zaken der grote droogte. Jer 14:2 Juda treurt en haar poorten zijn verzwakt; zij zijn in het zwart gekleed ter aarde toe, en Jeruzalems geschrei klimt op. Jer 14:3 En hun voortreffelijken zenden hun kleinen naar water; zij komen tot de grachten, zij vinden geen water, zij komen [met] hun vaten ledig weder; zij zijn beschaamd, ja, worden schaamrood, en bedekken hun hoofd. Jer 14:4 Omdat het aardrijk gescheurd is, dewijl er geen regen op de aarde is; de akkerlieden zijn beschaamd, zij bedekken hun hoofd. Jer 14:5 Want ook de hinden in het veld werpen jongen, en verlaten [die], omdat er geen jong gras is. Jer 14:6 En de woudezels staan op de hoge plaatsen, zij scheppen den wind gelijk de draken; hun ogen versmachten, omdat er geen kruid is. Jer 14:7 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe [het] om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd. (SV)''.</blockquote>Een uit de Babylonische ballingschap teruggekeerd overblijfsel van de Joden verwaarloosde de bouw van Gods huis. "... vanwege Mijn huis, dat verwoest ligt, terwijl u zich uitslooft, ieder voor zijn [eigen] huis" (Hag. 1:9b), onthield God de dauw en riep Hij droogte uit over het land. <blockquote>''Hag 1:10 Daarom onthoudt de hemel u dauw, en het land onthoudt u zijn opbrengst, Hag 1:11 want Ik riep droogte uit over het land, over de bergen en over het koren, over de nieuwe wijn en over de olie, en over wat het land oplevert, over de mensen en over de dieren en over al de inspanning van uw handen. (HSV)''</blockquote>Tussen de vroege [[regen]] (in oktober/november) en de late regen (maart/april) valt er in Israël geen druppel water. Maar de Heere God zendt dan de avonddauw, opdat de verschroeide aarde weer bevochtigd zou worden<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hag. 1:10. Enige tekst hiervan is onder verandering verwerkt.</ref>. Houdt God deze dauw in, dan gedijt het gewas niet.


== Sprake ==
== Sprake ==