Evangelie naar Lukas/Hoofdstuk 12: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 46:
 
''1Th 5:4  Maar u, broeders, bent niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen;  1Th 5:5  want u bent allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis.   1Th 5:6 Laten wij dus niet slapen zoals de overigen, maar laten wij waken en nuchter zijn.  1Th 5:7  Want zij die slapen, slapen ‘s nachts en zij die dronken zijn, zijn ‘s nachts dronken.  1Th 5:8  Maar laten wij die van de dag zijn, nuchter zijn, terwijl wij het borstharnas van het geloof en de liefde aangedaan hebben, en als helm de hoop van de behoudenis; 1Th 5:9  want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de behoudenis door onze Heer Jezus Christus,  1Th 5:10  die voor ons is gestorven, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem leven.'' (Telos)
 
== Luk. 12:39 ==
Lu 12:39  Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten op welk uur de dief kwam, hij <zou hebben gewaakt> en niet zou hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. (Telos)
In de verzen 36-38 gaat het om slaven die op hun heer wachten. In vers 39 gaat het om een heer die thuis is. Wat voor heer is dit? Misschien om een rentmeester die over de bedienden (vers 42) en bezittingen (vers 44) van zijn heer is gesteld. Deze secundaire 'heer des huizes' is eveneens een slaaf, die een heer heeft (vers 43, 45). Een moeilijkheid van deze duiding van 'de heer des huizes' is dat er sprake is van 'zijn huis', alsof het zijn ''bezit'' is. Deze moeilijkheid kan men opheffen door aan te nemen dat 'zijn huis' betekent: het huis dat hij beheert en bestuurt.
 
Wat stelt de inbraak voor? Misschien wil deze gelijkenis zeggen: ook een leerling die een bestuurlijke rol in de gemeente heeft, moet waken en gereed zijn voor de komst van de Heer, anders komt de Heer als een onwelkome gast, als een dief, die de goederen (lees: de zijnen) weggrist (plotselinge [[Opname van de gemeente|opname]] van gemeenteleden). Vgl. 45v.
 
'''Als de heer des huizes had geweten.''' Deze woorden benadrukken het feit dat hij het niet weet en niet kan weten. Daarom moet hij waken (37) en gereed zijn (40).
 
== Luk. 12:41 Vraag van Petrus ==
Lu 12:41 Petrus nu zei tot Hem: Heer, zegt U deze gelijkenis tot ons of ook tot allen? (Telos)
'''Allen.''' Dat is alle discipelen, niet alleen de twaalf.
 
== Luk. 12:42 Jezus' antwoord ==
Lu 12:42  En de Heer zei: Wie is dan de trouwe, de wijze rentmeester, die de heer over zijn huisbedienden zal stellen om op [de] juiste tijd <hun> rantsoen te geven? (Telos)
De heer des huizes van vers 39, een [[voorganger]] of [[ouderling]] in een gemeente, zij een trouwe, wijze rentmeester. Die rentmeester kan uit de twaalf zijn, of uit de overige leerlingen.
 
'''Rantsoen.''' Geestelijk voedsel.
 
== Luk. 12:45 ==
Lu 12:45  Als die slaaf echter in zijn hart zegt: Mijn heer wacht met komen, en de knechten en de dienstmeisjes begint te slaan, en te eten en te drinken en dronken te worden, (Telos)
Deze rentmeester-slaaf wacht niet meer. Hij behoort niet tot "mensen die op hun heer wachten" (vers 36).
 
'''Slaan ... eten ... drinken ... dronken te worden.''' Mishandeling en 'genietingen van het leven' (Luk. 8:14). Helaas is dit voorgekomen in de kerkgeschiedenis.
 
== Luk. 12:47 ==
Lu 12:47  Die slaaf nu, die de wil van zijn heer heeft gekend, en zich niet bereid en niet naar zijn wil gedaan heeft, zal met vele [slagen] worden geslagen; (Telos)
In vers 45 is het een slaaf die slaat. Hier wordt de ongehoorzame slaaf geslagen.
 
''2Co 5:10  Want wij allen moeten geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, opdat ieder ontvangt wat in het lichaam is gedaan, naardat hij heeft bedreven, hetzij goed hetzij kwaad.  2Co 5:11  Daar wij dan weten hoezeer de Heer te vrezen is, overreden wij de mensen; maar voor God zijn wij openbaar geworden, en ik hoop dat wij ook in uw gewetens openbaar zijn geworden.'' (Telos)
 
''1Co 3:12  Als nu iemand op het fundament bouwt: goud, zilver, kostbare stenen, hout, hooi, stro, 1Co 3:13  ieders werk zal openbaar worden. Want de dag zal het aan het licht brengen, omdat deze in vuur geopenbaard wordt, en hoe ieders werk is, dat zal het vuur beproeven.  1Co 3:14  Als iemands werk dat hij daarop gebouwd heeft, zal blijven, zal hij loon ontvangen;  1Co 3:15  als iemands werk zal verbranden, zal hij schade lijden; maar zelf zal hij behouden worden, maar zo als door vuur heen.'' (Telos)