Evangelie naar Markus/Samenvatting

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 5 jun 2024 om 14:00 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Bijbelboeksamenvatting|Bijbelboektitel=Evangelie naar Markus|Bijbelboekpagina=Evangelie naar Markus|Bijbelboek=Markus|Aantalhoofdstukken=16}}')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Evangelie naar Markus > Samenvatting

Samenvatting van Evangelie naar Markus, een boek in de Bijbel dat 16 hoofdstukken telt. Hieronder is een samenvatting per hoofdstuk.

Markus 1

1-8 Prediking van Johannes de Doper. 9-15 Doop, woestijnervaring en prediking van Jezus. 16-20 Roeping van de eerste leerlingen. 21-28 Genezing van een bezetene in de synagoge te Kapernaüm. 29-34 Genezing van Petrus’ schoonmoeder en anderen in Kapernaüm. 35-39 Jezus bidt en arbeidt elders. 40-45 Reiniging van een melaatse, Jezus’ gaan belemmerd.

Markus 2

1-12 Vergeving en genezing van een verlamde in een huis te Kapernaüm. 13-17 Roeping van de tollenaar Levi; Jezus eet met zondaars en tollenaars, tot verbazing van de schriftgeleerden en de farizeeën. 18-22 Nieuwe bedeling. 23-28 Aren plukken op de sabbat.

Markus 3

1-6 Op sabbat, in de synagoge, geneest Jezus een verschrompelde hand. 7-12 Genezingen bij de zee; onreine geesten over Jezus. 13-19 Roeping van de twaalf. 20-30 Jezus buiten zichzelf en bezeten? 31-35 Lijfelijke en geestelijke verwanten van Jezus

Markus 4

1-2 Jezus leert door gelijkenissen een grote menigte bij de zee. 3-9 Gelijkenis van de zaaier. 10-12 Reden van Jezus' gebruik van gelijkenissen. 13-20 Uitleg van de gelijkenis van de zaaier. 21-23 Gelijkenis van de lamp. 24-25 Oordelen en geoordeeld worden. 26-29 Gelijkenis van het zaad, de groei en de oogst. 26-32 Gelijkenis van het mosterdzaad. 33-34 Jezus' gebruik van gelijkenissen. 35-41 Jezus, met zijn discipelen in een boot op het meer, legt een hevige stormwind het zwijgen op.

Markus 5

1-20 In Gerasa aangekomen bevrijdt Jezus een bezetene. 21-43 De Heer geneest een bloedvloeiende vrouw en wekt het dochtertje van de synagoge-overste Jaïrus op.

Markus 6

1-5 Jezus' verworpen in zijn vaderstad Nazareth. 6-13 De uitzending van de twaalf discipelen. 14-29 De dood van Johannes de Doper. 30-32 De terugkeer van de apostelen, en vertrek naar een woeste plaats. 33-44 De eerste wonderbare spijziging. 45-52 Jezus komt in de vierde nachtwaak, lopend op het meer, naar de discipelen, die zich in de boot aftobben bij tegenwind. 53-56 Genezingen te Gennézareth en elders.

Markus 7

1-23 Menselijke overlevering inzake verontreiniging. De echte verontreiniging is zedelijk en komt voort uit het hart. 24-30 De SyroFenicische vrouw en haar bezeten dochtertje. Jezus geneest het kind op afstand. 31-37 In Dekápolis geneest Jezus een dove die moeilijk spreekt.

Markus 8

1-10 De spijziging van 4000 mensen (de tweede wonderbare spijziging). 11-13 De farizeeën vragen Jezus om een teken uit de hemel. 14-21 Jezus waarschuwt zijn leerlingen voor het zuurdesem van de Farizeeën en van Herodes. 22-26 De genezing van een blinde te Bethsaïda. 27-30 Wat de mensen zeggen over wie Jezus is, en de belijdenis van Petrus. 31-33 Jezus kondigt de eerste maal zijn lijden, dood en opstanding aan, waarop Petrus Hem bestraft. 34-38 Jezus over het navolgen van hem.

Markus 9

1-8 Gedaanteverwisseling van Jezus, vooruitblik van drie leerlingen op de komst van het Gods koninkrijk. 9-10 Zwijgbevel voor hen. 11-13 Vraag over de komst van Elia. 14-27 Jezus bevrijdt een jongen van een stomme en dove kwelgeest. 28-29 Uitdrijven kan alleen door gebed, leert Jezus zijn leerlingen. 30-32 Jezus' tweede aankondiging van zijn lijden, door en opstanding. 33-37 De discipelen vragen zich af wie van hen de grootste is, waarop Jezus hun een kind als voorbeeld stelt. 38-41 De discipelen verhinderen iemand die in Jezus' naam demonen uitdrijft, waarop Jezus hen dat verbiedt. 42-50 Jezus leert verleidingen tot zonde af te kappen.

Markus 10

1-10 Jezus beantwoordt de vraag van farizeeën, en later van zijn discipelen, of een man zijn vrouw mag verstoten. 13-16 Jezus bestraft zijn leerlingen, die kinderen bij hem willen weghouden. Hij stelt kinderen tot voorbeeld: van de zodanigen is het koninkrijk der hemelen. Hij ontvangt de kinderen en zegent hen. 17-22 Een rijke vrome man wenst het eeuwige leven te beërven, maar hij wil zijn rijkdom er niet voor opgeven. 23-27 Een rijke kan, zegt Jezus, moeilijk het koninkrijk van God binnengaan. Op de vraag van de discipelen, wie dan behouden kan worden, antwoordt Jezus dat bij God alles mogelijk is. 28-31 Goederen opgeven voor Jezus en voor het evangelie, en terugontvangen. 32-34 Op weg met zijn bevreesde discipelen naar Jeruzalem kondigt Jezus hen voor de derde maal zijn lijden, dood en opstanding aan. 35-45 Twee discipelen verzoeken Jezus naast Hem te mogen zitten in Zijn heerlijkheid, wat de andere discipelen hen zeer kwalijk nemen. Daarop onderwijst Jezus de discipelen over grootheid en dienstbaarheid en over Zijn dienst voor velen. 46-50 Bij Jericho geneest Jezus de blinde Bartimeüs, die om zijn erbarming roept.

Markus 11

1-11 Jezus laat een ezelsveulen halen. Hierop gezeten rijdt hij onder heilsbeden en zegenwensen van mensen Jeruzalem binnen. 12-14 De volgende dag vervloekt Jezus een vijgenboom die geen vrucht heeft. 15-19 Hij reinigt de tempel, dat een bedehuis voor de volken moet zijn, van geld- en koophandel. De overpriesters en schriftgeleerden zoeken hoe zij hem zullen ombrengen. 20-25 Naar aanleiding van de verdorde vijgenboom leert Jezus zijn discipelen hoe ze moeten bidden. 27-33 Op de vraag van Jezus' tegenstanders op welk gezag Hij in de tempel heeft opgetreden, antwoordt hij met een wedervraag over de doop van Johannes de Doper.

Markus 12

1-9 In de gelijkenis van de wijngaard stelt Jezus de verwerping van Gods slaven voor, de verwerping en dood van Diens Zoon, de wraak van God hierom en de toedeling van de wijngaard aan anderen. 10-11 Het Schriftwoord van de verworpen steen. 12 Zijn tegenstanders trachten Jezus te grijpen. 13-17 Enige farizeeën en Herodianen verzoeken Jezus met de vraag of zij de keizer wel of geen belasting moeten betalen. 18-27 Sadduceeën, die zeggen dat er geen opstanding van doden is, leggen Jezus een vraag voor over huwen na de opstanding. 28-34 Een schriftgeleerde vraagt Jezus wat het eerste van alle geboden is. 35-37 Jezus stelt de vraag hoe de schriftgeleerden zeggen dat de Christus de zoon van David is, terwijl David hem 'mijn Heer' noemt. 38-40 Waarschuwing tegen de schriftgeleerden. 41-44 Het offer van de arme weduwe.

Markus 13

Jezus' rede over de eindtijd. 1-3 Jezus voorzegt de verwoesting van de tempel, wat enkele leerlingen doet vragen naar de tijd en het voorteken. 5-6 Waarschuwing voor misleiding door valse christussen. 7-8 Begin van de weeën. 9-13 Vervolging en evangelisatie. 14-20 Gruwel van de verwoesting, vlucht en ongekende verdrukking. 21-23 Waarschuwing tegen valse christussen en profeten. 24-27 Gebeurtenissen na de grote verdrukking. 28-31 Let op de voorzegde tekenen van de tijd. 32-37 Vermaning tot waken.

Markus 14

1-2 Het plan van de overpriesters en de schriftgeleerden om Jezus te doden. 3-9 Jezus in Bethanië gezalfd door een vrouw. 10-11 Het verraad van Judas Iskariot. 12-26 De paasmaaltijd van Jezus met zijn leerlingen en de instelling van het avondmaal. 27-31 Petrus' verloochening voorzegd. 32-42 In Gethsémané. 43-52 Gevangenneming van Jezus aldaar. 53-65 Jezus veroordeeld en mishandeld. 66-72 Petrus verloochent zijn Meester.

Markus 15

1 De Raad beraadslaagt 's morgens vroeg en levert Jezus over aan Pilatus. 2-15 Jezus voor Pilatus. 2-5 Het verhoor door Pilatus. 6-15 Jezus ter dood veroordeeld. 16-20 Jezus bespot en vernederd door de legerafdeling. 21-28 De kruisiging. 29-32 Jezus gelasterd, bespot en gesmaad. 33-37 De laatste drie uur; Jezus' sterven. 38-39 De scheuring van het voorhangsel. De erkenning door de centurio. 40-41 Toekijkende vrouwen. 42-47 Aanzienlijk raadsheer Jozef van Arimathéa krijgt van Pilatus desgevraagd Jezus' lichaam, wikkelt het in linnen en legt het in zijn rotsgraf.

Markus 16

1-8 Drie vrouwen gaan naar het graf van Jezus, vinden het geopend, ontmoeten er een engel, die zegt dat Jezus is opgewekt. Ze vluchten en zeggen uit vrees niemand iets. 9-11 Jezus verschijnt aan Maria Magdalena. De discipelen echter geloven haar getuigenis niet. 12-13 Jezus verschijnt aan twee discipelen, die de overigen berichten. 14-15 Jezus verschijnt aan de elf discipelen en draagt hen op overal het evangelie te prediken. 16 Wie behouden of veroordeeld worden. 17-18 Tekenen die de gelovigen zullen volgen. 19 Jezus opgenomen in de hemel. 20 De discipelen voeren de zendingsopdracht uit.