Gebruiker:Kees Langeveld/Transclusion: verschil tussen versies
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{#lst:2 Petrus 1|1|2} |
|||
{#lst:2_Petrus_1|1|3} |
|||
{#lst:2_Petrus_1|v1} |
|||
{{#lsth:2_Petrus_1|1|3}} |
{{#lsth:2_Petrus_1|1|3}} |
Versie van 19 nov 2022 22:15
{#lst:2 Petrus 1|1|2}
{#lst:2_Petrus_1|1|3}
{#lst:2_Petrus_1|v1}
1 Simon Petrus, slaaf en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof als wij verkregen hebben door [de] gerechtigheid van onze God en Heiland Jezus Christus: 2 genade en vrede zij u vermenigvuldigd in [de] kennis van God en van Jezus, onze Heer.
Oude voorbeelden
Bijbelverzen 1 tot en met 8 uit andere pagina Genesis Gebruiker:Kees/Bijbel/Gen/1
1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
Met ol:
- 1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren.
3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht.
4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!
7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
Met blockquote
1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!
7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.
Met inspringing
1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde.
2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.