Genesis/Hoofdstuk 1: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 357:
== Gen. 1:24-31 . De zesde dag ==
Op de zesde scheppingsdag maakt God de levende zielen die het land bewonen: de landdieren en de mens (man en vrouw). De mens wordt echter onderscheiden van de dieren.
 
=== Gen. 1:24 ===
Ge 1:24 En God zei: De aarde brenge levende zielen voort, naar hun aard, vee, en kruipend, en wild gedierte van de aarde, naar zijn aard! En het was zo. (CP<ref name=":0" />)
'''De aarde brenge ... voort.''' In vers 11 -12 brengt de aarde ook voort, en wel plantaardig leven.
Regel 364 ⟶ 366:
'''Vee, kruipend en wild gedierte van de aarde.''' Ook dit zijn groepen die overeenstemmen met de ervaring en belangen van de mens.
 
=== Gen. 1:25 ===
Ge 1:25  En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. (CP<ref name=":0" />)
'''God maakte.''' De landdieren. De aarde brengt voort, God maakt. Die twee werken samen in die zin, dat God in, met en door de producerende aarde, door haar ecologische systemen werkt. Vers 21 zegt dat God de zeedieren 'schiep'.
Regel 370 ⟶ 372:
'''En God zag het goed was.''' Zo ook in verzen 4, 10, 12, 18, 21.
 
=== Gen. 1:26 ===
Ge 1:26  En God zei: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de de hemel, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. (CP<ref name=":0" />)
'''Ons.''' Nu het over de schepping van de mens gaat, uit God zich als de [[Drie-eenheid|Drievuldigheid]].
Regel 376 ⟶ 378:
'''Naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis.''' Dit wordt alléén van de mens gezegd. Zie ook vers 27. Een aspect daarvan wordt vervolgens genoemd: heerschappij hebben, over al de dieren in hun verschillende leefmilieus (zee, lucht en land).
 
=== Gen. 1:27 ===
Ge 1:27  En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij ze. (CP<ref name=":0" />)
'''Mannelijk en vrouwelijk.''' God schiep de mens in twee geslachtelijke varianten, allebei op de zesde dag.
Regel 382 ⟶ 384:
'''Naar het beeld van God.''' Zie het vorige vers.
 
=== Gen. 1:28 ===
Ge 1:28  En God zegende hen, en God zei tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen van de zee, en over het gevogelte van de hemel, en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! (CP<ref name=":0" />)
'''God zegende.''' Hij had ook de zeedieren en het gevogelte gezegend
Regel 396 ⟶ 398:
'''Hebt heerschappij.''' Zie vers 26. Deze toevoeging ontbreekt in vers 22.
 
=== Gen. 1:29 ===
Ge 1:29  En God zei: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende kruid gegeven, dat op de hele aarde is, en alle geboomte, waarin zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot spijze! (CP<ref name=":0" />)
Zie ook verzen 11-12, waar ook grasscheutjes worden genoemd. De mens is echter niet het gras gegeven tot voedsel.
Regel 402 ⟶ 404:
'''Ulieden.''' God spreekt tot Man en Mannine.
 
=== Gen. 1:31 ===
Ge 1:31  En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de zesde dag. (SV)
In de verzen 4, 10, 12, 18, 21 en 25 zag God dat het - de bijzondere dingen die hij gemaakt had - dat het goed was. Nu zag Hij ''alles'' en oordeelt dat het ''zeer'' goed was.