Geschiedenis van Israël/2000 v.C.-70 n.C.: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 49:
De meeste inwoners van [[Jeruzalem]] worden weggevoerd. De profeet Jeremia vertolkt de klacht van Israël over de boosheid van Babel aan de stad Jeruzalem en het volk van Israel gedaan:<blockquote>''Jeremia 51:34 Nebukadrezar, de koning van Babel, heeft mij opgegeten, hij heeft mij verpletterd, hij heeft mij gesteld [als] een ledig vat, hij heeft mij verslonden als een draak, hij heeft zijn balg gevuld van mijn lekkernijen; hij heeft mij verdreven.'' (SV)</blockquote>Na de ondergang van het koninkrijk van Juda breken de 'tijden der heidenen" aan. Ze duren voort tot de verschijning van Jezus Christus, de Koning der koningen, in heerlijkheid.
[[Bestand:Wegvoering naar Babel-Access Foundation.jpg|gecentreerd|miniatuur|800x800px|''Wegvoering van de Joden naar Babylonië'']]
 
== Onder Perzische heerschappij ==
De Joden bleven onder de Perzische heerschappij zolang ze bestond. Welvaart en wetenschap breidden zich uit onder het volk. De afhankelijkheid van Perzië bestond vrijwel alleen in een jaarlijkse belasting. Bij de verslapping van de Perzische koningen leden ze, als alle bewoners van het Perzische rijk, onder de willekeur van de satrapen. Berucht is Bagoses, de satraap van Syrië. Bij de oorlogen met Egypte leed Judea natuurlijkerwijs van de doortrekkende Perzische legers.
 
== 5e eeuw v.C. ==
Regel 91 ⟶ 94:
 
== 1e eeuw v.C. ==
De  laatste  periode  van  de  geschiedenis der Joden  als  zelfstandig,  aaneengesloten  volk loopt van plusminus 60 v. Chr.—70 n. Chr.
 
Toen Pompejus Judea gemaakt had tot een deel van de Romeinse provincie Syrië, was reeds de smaad voorbereid, die over de Joden komen zou door de regering van het geslacht der Herodessen. Antipater, de vader van Herodes, een Idumeër, had zich reeds in de dagen van Aristobulus II en Hyrcanus II in de zaken der Joden gemengd. Zijn zoon Herodes was de eerste van zijn dynastie, die over de Joden regeerde.
 
Met behulp van de Parthen verwierf de laatste manlijke Maccabeeën-afstammeling, Antigonus, het koningschap, dat hij 3 jaren (40—37 v.C.) behield.
Ca. 4 vóór Chr. wordt de beloofde Messias geboren in Bethlehem.
 
Doch Herodes wist zich door de Romeinse senaat tot koning van Judea te doen benoemen; en veroverde met Romeinse hulp Judea en Jeruzalem. Dat het volk geestelijk niet onderging, dankte het zijn leraren en leiders, waarvan in deze tijd de machtige persoonlijkheden Hillel en Sjammaj de voornaamste waren, die hun beroemde scholen gesticht hebben.
 
Ca. 4 vóór Chr. wordt de beloofde Messias geboren in Bethlehem.
 
4 vóór Chr.: dood van Herodes I de Grote. Na zijn dood begon het verval en de verdeeldheid van zijn rijk snel toe te nemen.
 
Toen na Herodes' dood zijn zonen de heerschappij wilden verkrijgen en zij voor korte tijd gedeelten van het land bestuurd hadden, werd ten slotte bijna het hele Joodse land bij het Romeinse rijk ingelijfd (6 n.C.).
 
== 1e eeuw n.C. ==
In 6 na Chr. was het met zijn betrekkelijke zelfstandigheid gedaan. Judea werd een Romeinse  provincie;  in plaats van de koning en de viervorsten uit het huis van Herodes kwamen de Romeinsche procuratoren of stadhouders, beambten van de Romeinse keizer. Bekend zijn o.a. uit het Nieuwe Testament de stadhouders Pontius Pilatus (26—36 n.C.), Felix (52—53 n.C.) en Festus (60—62 n.C.). Menig procurator had geen inzicht in het karakter en de godsdienst van de Joden, trad met onverstand en geweld tegen hen op.
 
De Romeinse landvoogden inden de overzware belastingen met onmenschelijke wreedheid en smoorden alle verzet in bloed. Al spoedig ontstond en groeide de partij der Zeloten; met het doel: verzet tegen Rome.
 
Een van de kleinzonen van Herodes, Agrippa I, kreeg door zijn persoonlijke vriendschap met keizer Caligula, het koningschap over Judea (37—44 n.C.); hij was een goede regeerder. De Zelotenpartij groeide. Van de ellendige toestanden maakte het schuim der bevolking gebruik voor moordenaars praktijken; naar de sica (korte dolk) werden de moordenaars „sicariërs" genoemd. Elk misdrijf wreekten de landvoogden op de hele bevolking; terwijl voor de heidenen in het land van Israël elke plundering en elk misdrijf geoorloofd was.
 
TengevolgeDe laatste landvoogd (procurator) Gessius Florus (64—66) hield openlijk vriendschap met de Sicariërs, moordde er op los, verwoestte hele dorpen. Klachten over de stadhouders werkten weinig of niets uit. Ten gevolge van het wreed en onrechtvaardig optreden van Judea's laatste procurator Gessius Florus (64—66 n.C.), liep de maat over. Het reeds lang onderdrukte en vertrapte volk kwam in opstand. Tegenover de Zeloten stond een vredespartij, die van de oorlog geen goeds verwachtte. De Joodse oorlog ontbrandde, die een eind zou maken aan het politiek bestaan van het Joodse volk.
 
DeToen Joodsede oorlogRomeinen ontbrandde,in die66 eenJeruzalem eind zouwilden makeninnemen, aanwerden hetze politiektotaal bestaan van het Joodse volkverslagen. Het aanvankelijk succes, dat de partij van de opstand te Jeruzalem behaalde, bracht de stem dergenen, die tegen verzet waarschuwden, tot zwijgen. De opstand breidde zich snel uit over Judea en Galilea, werd georganiseerd, om de aanval van de Romeinen te kunnen weerstaan. Daar spoedig nieuwe Romeinse legioenen zouden komen, werd een verdedigingsplan voor het hele land opgesteld.
 
InTot bevelhebber van Galilea werd Jozef ben Mattishahoe (Flavius JosefusJosephus) benoemd; daar werd hij met de leiding van het verzet belast, waar hij sterke tegenkanting ondervond van de leider der fanatieke volkspartij, Johannes van Gis-chala. Ongelukkige twisten onder de Joodse bevelhebbers verzwakten de kracht der verdediging.
 
Na de aanvankelijke tegenslagen der Romeinen zond keizer Nero Vespasianus af, om de opstand te onderdrukken. Deze had, met de hulp van zijn zoon Titus, spoedig een groot deel van Galilea in zijn bezit, en wist in de zomer van 67 ook de vesting Jotapata te veroveren. De Romeinse troepen, onder Vespasianus, veroverden in één jaar heel Galilea. Langzamerhand werd het hele land ingenomen. Alleen Jeruzalem hield stand.
 
Johannes van Gischala stelde zich aan het hoofd van de dweepzieke Zeloten, en keerde zich in Jeruzalem met behulp van de Idumeërs tegen de voornamen en aanzienlijke leiders, die in hun verzet tegen Rome naar de mening der Zeloten te zwak waren geweest.
Regel 116 ⟶ 129:
Toen hij, in juli 69 keizer geworden, in het land van Israël de leiding van de strijd aan Titus overliet, duurde de tegenstand van de Joden niet lang meer.
 
En ware niet onder de belegerden zelf, tussen Zeloten en de gematigden een bloedige burgeroorlog uitgebroken, die de beste krachten en de beste strijders wegrukte en de levensmiddelen deed verbranden, dan zou Jeruzalem wellicht nooit ingenomen zijn.
70: Verwoesting van Jeruzalem. Vele Joden verlaten het land Israël en raken in Italië, Spanje, Gallië verstrooid.
 
'''70''': Verwoesting van Jeruzalem. In 70 viel de stad, na een wanhopige uithongering te hebben doorgemaakt. Omstreeks Pasen 70 werd het beleg om Jeruzalem geslagen, in augustus van dat jaar was de stad geheel in handen van de Romeinen. Zij werd verwoest, ook de tempel werd verbrand, ondanks Titus' bevel hem te sparen. De bloeddorst en wreedheid der Romeinen kenden geen grenzen.
 
Nog korte tijd woedde de oorlog voort, totdat in 73 ook de laatste vestingen in Judea, Herodeion, Masada en Machaerus waren gevallen. Hiermede was aan de Joodse staat een eind gemaakt. Doch de aaneensluiting der Joden was nog sterk genoeg, om ook in de volgende periode hen het hoofd te doen opsteken.
 
De politieke geschiedenis van de Joodse staat was geëindigd en zou pas in 1948 met de stichting van de staat Israël weer hervat worden.
 
70: Verwoesting van Jeruzalem. Vele Joden verlatenverlieten het land Israël en rakenraakten in Italië, Spanje, Gallië verstrooid.
 
== Vervolg ==