Handelingen 12

Uit Christipedia

Handelingen 12 is een hoofdstuk van Handelingen van de Apostelen, een geschrift in de Bijbel, en telt 25 verzen.

Hoofdstukken van Handelingen van de Apostelen samengevat en/of becommentarieerd: · 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16 · 17 · 18 · 19 · 20 · 21 · 22 · 23 · 24 · 25 · 26 · 27 · 28
Verzen van Handelingen 12 becommentarieerd: · 1 · 2 · 4 · 5 · 6 · 7 · 10 · 11 · 17 · 19 · 20 · 23 · 25
Onderwerpen van Handelingen van de Apostelen: Onderwerpen

Samenvatting

1-2 Herodes Agrippa I doet de gemeente kwaad en doodt de apostel Jakobus, een halfbroer van Jezus. 3-17 Hij laat Petrus gevangen zetten, die echter door een engel van de Heer wordt bevrijd. 18-19 De koning laat de vier bewakers van Petrus terechtstellen. 20-23 Bij een zekere gelegenheid wordt de koning gedood door een engel, omdat hij zichzelf als God liet vereren en God niet de heerlijkheid gaf. 24 Barnabas en Saulus keren met Johannes Markus terug naar Antiochië.

1

1 Omstreeks die tijd nu sloeg koning Herodes de handen aan sommigen van de gemeente om hun kwaad te doen; (Telos) 

Koning Herodes. D.i. Herodes Agrippa I. Hij was van 41-44 n.C. koning van Judea en Samaria.

2

2 en hij doodde Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard. (Telos)  

Jakobus, de broer van Johannes. Niet te verwarren met Jakobus, de halfbroer van Jezus en de schrijver van de brief van Jakobus.

4

4 die hij ook, na hem te hebben gegrepen, in de gevangenis zette en overleverde aan vier viertallen soldaten om hem te bewaken, daar hij hem na het pascha voor het volk wilde brengen. (Telos) 

Overleverde aan vier viertallen soldaten om hem te bewaken. Herodes plaatste de apostel onder scherpe bewaking, misschien om een bevrijding als in 5:19 (bevrijding van de apostelen door een engel) onmogelijk te maken. De bewaking werd uitgevoerd door vier groepen van elk vier soldaten. Elke groep bewaakte Petrus drie uren lang, waarna, als gebruikelijk in het Romeinse leger, de volgende groep deze taak overnam[1][2].

Na het pascha voor het volk te brengen. Niet op het Pascha, waarop naar gewoonte een gevangene werd losgelaten. Herodes Antipas zei op het Pascha:

Joh 18:39  Maar u hebt een gewoonte dat ik u op het pascha iemand loslaat. Wilt u dan dat ik u de koning der Joden loslaat? (Telos)

Na het Pascha begon het feest van Ongezuurde Broden. Dan wilde Herodes Petrus voor het volk brengen "en daaraan het schouwspel te verschaffen van de terdoodbrenging van een ketter"[2].

5

5 Petrus werd dus in de gevangenis bewaakt, maar door de gemeente werd vurig een gebed tot God voor hem gedaan. (Telos) 

Maar door de gemeente werd vurig een gebed tot God voor hem gedaan. In het huis van de moeder van Johannes Markus was een bidstond (12). De bevrijding van Petrus, die aanstonds zal plaatshebben, was een verhoring van het gebed van de gemeente.

6

6 Toen nu Herodes hem zou laten voorkomen, sliep Petrus in die nacht tussen twee soldaten, geboeid met twee ketenen; en wachters voor de deur bewaakten de gevangenis. (Telos) 

Toen nu Herodes hem zou laten voorkomen. Om van zijn rechterstoel het doodvonnis over hem uit te spreken en/of hem te laten terechtstellen, aldus de verwachting (eis) van de Joden vervullend (vs. 11).

Sliep Petrus. In vertrouwen op God kon hij slapen.

Geboeid met twee ketenen. Die aan zijn handen zaten (vs. 7).

De wachters voor de deur. De twee overige soldaten van het viertal, die de eerste en tweede wacht vormden (vs. 10).

7

7 En zie, een engel van de Heer kwam bij hem staan en een licht scheen in de cel; en door de zijde van Petrus aan te stoten wekte hij hem en zei: Sta vlug op. En zijn ketenen vielen van zijn handen. (Telos) 

Een engel van de Heer kwam.

Heb 1:14  Zijn zij niet allen dienende geesten, die tot dienst uitgezonden worden ter wille van hen die de behoudenis zullen beërven? (Telos)

Zijn ketenen. Twee stuks (6).

10

10 Toen zij nu door de eerste en de tweede wacht waren gegaan, kwamen zij bij de ijzeren poort die naar de stad leidt, die vanzelf voor hen openging. En zij gingen naar buiten en gingen een straat voort, en terstond scheidde de engel van hem. (Telos) 

De eerste en de twee wacht. Petrus werd op dat moment door een van de viertallen soldaten (vs. 4) bewaakt. Twee soldaten waren bij hem. Met een ketting was hij aan hen gebonden. De twee overige soldaten stonden op wacht bij de ijzeren deur van de gevangenis, die naar buiten voerde. Zij vormden de eerste en de tweede wacht.

11

11 En Petrus, tot zichzelf gekomen, zei: Nu weet ik waarlijk, dat de Heer zijn engel heeft uitgezonden en mij heeft verlost uit de hand van Herodes en uit al de verwachting van het volk der Joden. (Telos) 

De verwachting van het volk der Joden. Te weten, dat hij het lot zou delen van Jakobus, die, tot welgevallen van de Joden (vs. 3), door Herodes was terechtgesteld.

17

17 Hij echter wenkte hun met de hand dat zij moesten zwijgen en vertelde hun hoe de Heer hem uit de gevangenis had geleid; en hij zei: Bericht dit aan Jakobus en de broeders. En hij ging naar buiten en reisde naar een andere plaats. (Telos) 

Hoe de Heer hem uit de gevangenis had geleid. Door de dienst van een engel. Gelijk God het volk Israël uit Egypte had geleid door de dienst van Mozes.

Jakobus. De (half)broer van Jezus[1] en schrijver van de Brief van Jakobus; zie Jakobus.

En de broeders. De andere heiligen, die niet in deze bidstond aanwezig waren.

19

19 En toen Herodes naar hem had gezocht en hem niet vond, nam hij de wachters in verhoor en beval hen weg te leiden. En hij vertrok van Judea naar Caesarea en verbleef daar. (Telos) 

Herodes. D.i. Herodes Agrippa I, een kleinzoon van Herodes de Grote.

Weg te leiden. Om terechtgesteld te worden[3].

Caesarea. De residentie van Romeinse bestuurders (prefecten, procuratoren).

20

20 Hij nu was hevig vertoornd op de Tyriërs en Sidoniërs; zij kwamen echter eendrachtig naar hem toe en nadat zij Blastus, de kamerheer van de koning, hadden overreed, vroegen zij om vrede, omdat hun land door dat van de koning werd gevoed. (Telos) 

Blastus, de kamerheer van de koning. Zijn naam wordt alleen hier genoemd. Hij beheerde de kamers van het paleis; zie Kamerheer.

Hun door dat van de koning werd gevoed. Koning Salomo gaf Hiram, de koning van Tyrus, jaarlijks tarwe.

1Kon 5:11  En Salomo gaf Hiram twintig duizend kor tarwe, tot spijze van zijn huis, en twintig kor gestoten olie; zulks gaf Salomo aan Hiram jaar op jaar. (SV)

23

23  En onmiddellijk sloeg een engel van de Heer hem, omdat hij God niet de heerlijkheid gaf; en hij werd door wormen gegeten en hij stierf. (Telos)  

Sloeg een engel van de Heer hem. Dit gebeurde in het jaar 44 n.C. Ook Antiochus Epifanes was eens geslagen, door de God van Israël, en werd later door de wormen gegeten. In 2 Makkabeeën lezen wij daarvan:

2Ma 9:5 Doch de almachtige Here, de God van Israël, sloeg hem met een ongeneeslijke en onzienlijke plaag; want toen hij deze woorden geëindigd had, heeft hem een ongeneeslijke pijn der ingewanden en bittere inwendige pijnigingen bevangen; 2Ma 9:6 Zeer rechtvaardig, als die met vele en vreemde ellendigheden de ingewanden van anderen gepijnigd had. (...)          2Ma 9:9 Zodat ook uit het lichaam van deze goddeloze levende wormen voortkwamen, en dat zijn vlees, terwijl bij nog in smarten en pijnen leefde, van hem afviel; en dat van zijn reuk het ganse leger bezwaard werd, vanwege de verrotting.

25

25 En Barnabas en Saulus keerden terug nadat zij in Jeruzalem hun dienst hadden volbracht, en namen ook Johannes met zich mee, die bijgenaamd was Markus. (Telos) 

Barnabas en Saulus. Barnabas wordt als eerste genoemd, ook in 11:30, 13:1-2, 7. Vanaf 13:43 is het consequent "Paulus en Barnabas", liefst 12x.

Hun dienst hadden volbracht. De ingezamelde gelden uit Antiochië hadden overgedragen aan de oudsten van de gemeente te Jeruzalem.

Hnd 11:29  Naardat nu ieder van de discipelen draagkrachtig was, besloten zij dat elk van hen iets zou zenden ten dienste van de broeders die in Judea woonden; Hnd 11:30  wat zij ook deden door het te zenden aan de oudsten, door de hand van Barnabas en Saulus. (Telos)

Voetnoten

  1. 1,0 1,1 Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht (Boekencentrum, 1987).
  2. 2,0 2,1 Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).
  3. Het Nieuwe Testament; herziene Voorhoeve-uitgave (Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982), aantekening.