Hendrik van Zutphen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(Een tussenliggende versie door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 26:
== In Dithmarschen ==
[[Bestand:Heide Zütphen-Denkmal.jpg|miniatuur|Gedenkstèle gewijd aan Van Zutphen, op de begraafplaats te Heide.]]
Van Zutphen legde zijn pij af in oktober 1524 en ging later dat jaar op uitnodiging van pastoor Nicolaus Boie en enige andere vrome christenen evangeliseren te Meldorf in de regio Dithmarschen in het noorden van Duitsland. Hij gaf daaraan gewillig gehoor, ofschoon dit de bewoners van Bremen mishaagde, aangezien zij de woestheid van de bewoners van DithmarsenDithmarschen wel kenden. Van Zutphen reisde in december naar Meldorf 's maandags voor het Kersfeest, in het jaar van onze Heer en enige Heiland Jezus Chris­tus 1524.
 
Nauwelijks was hij daar aangekomen, en had er zelfs nog niet gepredikt, of de JakobijnerJakobijnse monniken en andere priesters beraadslaagden met elkaar beraadslaagden en besloten, dat men vooral zorgen moest, dat hij niet predikte­.
 
Daarom maakte de prior van de Jakobijnen zich op, en reisde naar ter Heide voor de achttien be­stuurders van het gehele land Dithmarschen, en klaagde met grote nadruk, dat de monnik van Bremen geko­men was, om het gehele land te ver­leiden, zoals hij te Bremen gedaan had. Deze prior werd in zijn klacht ondersteund door de algemene kanselier, mr. Gunther, en Pieter Nannen. Deze beiden hielpen de Prior met allen ijver, en hielden de anderen zestien bestuurders, die onkundige en eenvoudige mannen waren, voor, welke grote lof zij in geheel Nederland, waarvan Van Zutphen vandaan kwam, zouden behalen, en vooral dat zij de bijzondere dank van de bisschop verdienen zouden, indien zij deze monnik ter dood zouden brengen.
 
Toen de onnozele en onkundige lieden dat hoor­den, was zijn dood reeds over hem besloten, ofschoon zij hem nooit gezien, nog minder gehoord of naar rechtig overwonnen hadden. Zij schreven aan de pastoor van Meldorf, Nicolaus Boie, onder bedreiging van de zwaarste straf, dat hij Hendrik zou verjagen vóór hij predikte. Doch de pastoor en Hendrik trokken zich dat niet aan; en Hendrik betrad de predikstoel, predikte met ijver, en verkondigde het zuivere Woord van de almachtige God, zo zelfs, dat de gehele ge­meente van Meldorf daarin rust en troost had voor haar gemoed, terwijl zij God dankte, dat zij door Gods genade zulk een prediker in haar midden had. Hendrik ging daarmee geruime tijd tweemalen daags verder, zodat het volk meer en meer begon in te zien, dat het door de priesters en monniken vroeger werd verleid.