Hooglied/Hoofdstuk 1: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
 
(12 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 4:
Auteur (vs 1). Verlangen van de bruid om door haar liefhebber gekust te worden (vs 2). De bruid spreekt tot de koning (vs 3-4) van zijn welriekende olie en verlangt getrokken te worden. Ze is gebracht in zijn binnenkamers. Bruid tot de dochters van Jeruzalem (5-6): ze is donker door de zon, bestraft en onttrouw. Sulamith vraagt de herder (koning) (7v) waar hij weidt, omdat ze bij hem wil zijn. De herder antwoordt (vs 8v). De bruid spreekt (12v) van haar en zijn geur en zijn vrucht. De bruidegom antwoordt (15v) en roemt haar schoonheid. Haar ogen zijn gelijk duivenogen. De bruid reageert (16v)
 
== HoogHoogl. 1:21 Inleiding ==
Hoo 1:1  Het Hooglied, hetwelk van Salomo is. (SV)
Hoo 1:2 Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. (SV)
'''Hooglied.''' Lett. ''het lied der liederen'', dat is: het hoogste lied. Het is een 'lied er liefde' (Ps. 45:1), vergelijkbaar met Psalm 45.
 
'''Van Salomo'''. Hij is de auteur.
 
== Hoog. 1:2 Hij kusse mij ==
Hoo 1:2 Hij kusse mij met de kussen Zijnsvan mondsZijn mond; want Uw uitnemende liefdeliefkozingen iszijn beter dan wijn. (SVCP)<ref name=":1" />
'''Hij … uw'''. De maagd spreekt over hem en vervolgens tot Hem.
 
'''Kussen … liefde.  '''Het boek dat geschreven is door Salomo begint met de uitdrukking van het verlangen van de bruid naar de bruidegom. Het verlangen is intiem: Hij kusse mij! De reden waarom zij wenst door de koning gekust te worden is diens uitnemende liefde.
 
Vergelijk:
'''Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.''' Wordt ook met ere vermeld in vers 4. Wijn is een beeld van vreugde en genieting. Aardse vreugde. Des konings liefde is beter dan wijn.
 
''Hoo 5:16  Zijn gehemelte'' [of: mond] ''is enkel zoetigheid, en al wat aan Hem is, is gans begeerlijk. Zulk een is mijn Liefste; ja, zulk een is mijn Vriend, gij dochters van Jeruzalem! (SV)''
== Hoogl. 1:3 ==
 
Hoo 1:3 Uw olien zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. (SV)
'''Uw uitnemende liefdeliefkozingen iszijn beter dan wijn.''' Liefkozingen: in het Hebreeuws wordt een meervoud gebruikt. De Statenvertaling heeft 'liefde' (enkelvoud). Wordt ook met ere vermeld in vers 4. Wijn is een beeld van vreugde en genieting. Aardse vreugde. Des konings liefde is beter dan wijn.
 
== Hoogl. 1:3 Uw oliën ==
Hoo 1:3 Uw olienoliën zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. (SV)
'''Uw oliën … uw naam is een olie.''' De geur die de koning verspreid is goed … of bedoelt de bruid de oliën die aan het hof gebruikt worden? De bruidegom heeft een heerlijke geur, maar ook zijn naam is heerlijk. Zijn naam is een welriekende olie. Dus het fysieke en het geestelijk-zedelijke zijn allebei aangenaam.
 
Regel 19 ⟶ 29:
 
''2Co 2:14  En God zij dank, die ons altijd in triomf omvoert in Christus en de <u>reuk</u> van zijn kennis door ons openbaar maakt op elke plaats. 2Co 2:15  Want wij zijn voor God een welriekende <u>reuk</u> van Christus in hen die behouden worden en in hen die verloren gaan; 2Co 2:16  voor de laatsten wel een <u>reuk</u> uit de dood tot de dood, maar voor de eersten een <u>reuk</u> uit het leven tot het leven. -En wie is tot deze dingen bekwaam? (Telos)''
 
Zie ook [[Reuk]].
 
'''Daarom hebben U de maagden lief.''' Vergelijk vers: “de oprechten hebben U lief”. De maagden hebben hem lief om zijn heerlijke Naam en welriekende oliën.
Regel 24 ⟶ 36:
Opmerkelijk is dat de bruid de maagden erbij haalt. Zij is één van hen. De liefde van één persoon en de liefde van de maagden komen naar voren. Mogen we zeggen: de liefde van de ene bruid en de liefde van de afzonderlijke maagden horen bij elkaar. Zij vormen twee aspecten van de liefde van de bruid van Christus. De gemeente heeft Hem lief (collectief) en de afzonderlijke gelovigen hebben Hem lief (individueel).
 
== Hoogl.1:4 In zijn binnenkamers ==
Hoo 1:4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamerenbinnenkamers; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefdeliefkozingen vermelden, meer dan dende wijn; de oprechten hebben U lief. (SVCP<ref name=":1" />)
'''Mij … wij'''. Vergelijk in vers 3 het meervoud “de maagden”. Opmerkelijk is wederom de nauwe verbinding tussen ‘ik’ en ‘wij’. Persoonlijk en gemeenschappelijk. De gemeente van Christus is een collectief, maar de leden hebben ook een persoonlijke verhouding met Christus. De bruid weet zich één met de maagden.
 
Regel 42 ⟶ 54:
De Heer Jezus trekt ons het liefst de hemel in: de opname van de gemeente, daarnaar ziet Hij uit. Hij wil haar dicht bij Zich hebben. Christus zal ons tot zich nemen en ons brengen in het huis van Zijn vader, waarin “zijn vele woningen” (Joh. 14). Dat zal een plaats van vreugde zijn (“wij zullen ons verheugen en in U verblijden”).
 
'''Uw uitnemende liefkozingen.''' In het Hebreeuws wordt een meervoud gebruikt, vandaar 'liefkozingen'. De Statenvertaling heeft het enkelvoud 'liefde'.
'''Uw uitnemende liefde.''' Wederom wordt de uitnemende liefde van de koning genoemd (vgl. vers 1). Deze liefde zal vermeld worden. Na de opname van de gemeente zal Gods uitnemende liefde in Christus vermeld worden. Ten tweeden male wordt gezegd dat die liefde beter is dan de wijn.
 
'''Uw uitnemende liefde.''' Wederom wordt de uitnemende liefde van de koning genoemd (vgl. vers 1). Deze liefde zal vermeld worden. Na de opname van de gemeente zal Gods uitnemende liefde in Christus vermeld worden. Ten tweeden male wordt gezegd dat die liefde beter is dan de wijn.
 
'''De oprechten hebben u lief.''' Vergelijk: “daarom hebben U de maagden lief.” (vers 3).
Regel 50 ⟶ 64:
''Opb 14:4  Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam. Opb 14:5  En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn onberispelijk. (Telos)''
 
== Hoogl. 1:5 Zwart doch liefelijk ==
Hoo 1:5 Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo. (SV)
'''Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!).''' De bruid heeft een donkere huidskleur.
Regel 72 ⟶ 86:
'''Gelijk de tenten van Kedar.''' Deze waren zwart van kleur. 'Kedar' betekent 'duister, donker'. → [[Kedar, Kedarenen|Kedar]].
 
'''Gelijk de gordijnen van Salomo.''' Wellicht waren deze liefelijk, mooi.
 
== Hoogl. 1:6 Hoedster der wijngaarden ==
Hoo 1:6  Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed. (SV)
'''Zwartachtig.''' Zie ook vers 5.
Regel 80 ⟶ 94:
'''Heb ik niet gehoed.''' → [[Hoeden]].
 
== Hoogl. 1:7 Waar weidt u? ==
Hoo 1:7  Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen? (SV)
'''Zeg mij aan ... waar Gij weidt ... legert.''' Het antwoord krijgt zij hierna.
Regel 88 ⟶ 102:
'''Bij de kudden uwer metgezellen.''' Die ook hoeders van kudden zijn, vergelijk volgende vers.
 
== Hoogl. 1:8 Het spoor van de schapen ==
Hoo 1:8  Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen. (SV)
Volgens velen antwoordt hier, gezien de vraag, de Bruidegom zelf; anderen echter denken aan de dochters van Jeruzalem. Voor de laatste uitleg pleiten de verzen 6:1 en 5:9. Als de Jeruzalemse vrouwen antwoorden, spreken zij met hun "o gij schoonste onder de vrouwen" wellicht op ironische toon. De Bruidegom zelf treedt dan in het volgende vers op.<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Hooglied. </ref>
Regel 98 ⟶ 112:
'''Bij de woningen der herders.''' Deze herders zijn wellicht zijn 'metgezellen' (1:7)
 
== Hoogl. 1:9 Mijn merrie gelijk ==
Hoo 1:9  Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij mijn merrie aan de wagens van Farao. (CP)<ref name=":1">Christipedia-vertaling, hier gebaseerd op de Statenvertaling van dit vers. </ref>
[[Bestand:Chariot19.jpg|miniatuur|350x350px|Een Egyptische Farao opin een strijdwagen getrokken door een prachtig versierd paard.|alt=]]
'''Bij mijn merrie aan de wagens van Farao'''. Statenvertaling: "de paarden". Het Hebreeuws wijst een vrouwelijk paard aan. Woordelijk: "mijn merrie". De bruidedom vergelijkt zijn dierbare vriendin in haar jeugdige en natuurlijke beminnelijkheid bij zijn prachtig gezadelde merrie (of prachtig gezadeld span). Misschien moest hij denken aan een bijzonder mooi lievelingspaard, dat met prachtig versiersel is opgezadeld en voor de wagens van [[Farao]] werd gespannen.<ref name=":0" />
 
Salomo had veertig duizend paardenstallen (1 Kon. 4:26). Hij had wagens van Farao uit Egypte gebracht (1 Kon. 10:28).
 
== Hoogl. 1:10 Uw wangen ==
Hoo 1:10 Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren. (SV)
Dit vers lijkt aan te sluiten bij het vorige en daarvan een toelichting te zijn. Zoals het hoofd van paarden fraai versierd kan zijn, zo ziet de bruidegom het hoofd van de bruid versierd. Het gaat hem echter niet om de sieraden, maar om onderdelen van haar lichamelijke schoonheid. 
 
'''Spangen''' zijn hangers, in de oren of aan de hoofdtooi bevestigd<ref>Zo de aantekening in de Leidse Vertaling.</ref>.
 
== Hoog. 1:11 Gouden hangers ==
Hoo 1:11 Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes. (SV)
'''Wij.''' Dit is de eerste keer dat de bruidegom in de wij-vorm spreekt. Wie zijn die wij? De koning en zijn dienaren vermoedelijk.
 
De koning wenst haar schoonheid te vermeerderen! God heeft ons verheerlijkt en zal ons verheerlijken!
 
== Hoog. 1:12 Nardus ==
Hoo 1:12 Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk. (SV)
Zij lijkt te spreken tot anderen dan de Koning.
 
== Hoog. 1:13 Bundeltje mirre ==
Hoo 1:13 Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, [dat] tussen mijn borsten vernacht. (SV)
Bij bijzondere gelegenheden plachten vrouwen een bundeltje vloeibare of verharde mirre op de borst te dragen<ref>Dr. ir. J. de Graaf e.a. (red.), ''Tekst voor Tekst; de Heilige Schrift kort verklaard en toegelicht'' (Boekencentrum, 1987).</ref>.
 
'''Mirre''' spreekt misschien zinnebeeldelijk van ''lijden.'' Lijden dat niettemin een welriekende geur voortbrengt.
 
== Hoog. 1:14 Tros van Cyprus ==
Hoo 1:14 Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En–gedi. (SV)
'''Tros''': verzameling van vruchten, vergelijk druiventros. In de Heer Jezus is een verzameling van uitnemendheden. Hij is niet enkel zachtmoedig, maar ook volkomen rechtvaardig, ootmoedig, wijs enz.
 
'''Een tros van Cyprus'''. De druiven van Cyprus waren, volgens [[Plinius de Oudere]], een amateur-wetenschapper uit de 1e eeuw, de beste en grootste druiven<ref>Naturalis Historia, l. 14. c. 1. John Gill verwijst hiernaar, zie ''John Gill's Expositor''. </ref>.
 
'''En-gedi.''' Salomo had er wijngaarden. ⇒ [[Engedi]]
 
== Hoog. 1:15 Jouw ogen zijn duiven ==
Hoo 1:15  Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven [ogen]. (SV)
'''Uw ogen zijn duiven.''' In 4:1 zijn de ogen gelijk duiven tussen de vlechten.
 
''Hoo 4:1  Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven [ogen] tussen uw vlechten; uw haar is als een kudde geiten, die het gras van den berg Gileads afscheren. (SV)''
 
De wimpers doen misschien aan de vleugels (wieken) van een duif denken.
 
In 5:12 vergelijkt zij ''zijn'' ogen met duiven.
 
''Hoo 5:12  Zijn ogen zijn als duiven bij waterstromen, badend in melk, zittend bij een volle bron. (HSV)''
 
== Hoog. 1:16 Onze bedstede groent ==
Hoo 1:16 Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede. (SV)
De vrouw antwoordt in echo.
 
'''Ook groent onze bedstede.''' De bedstede is (of is gelijk) het groene veld of de tuin. Vgl. 1Kon 7.2,7 9.11
 
== Hoog. 1:17 Onze huizen ==
Hoo 1:17 De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cipressen. (SV)
Dat doet denken aan het paleis van Salomo, dat uit meerdere gebouwen bestond, onder andere het huis van het woud van Libanon en het voorhuis voor de troon. Hij maakte cederen pilaren en balken.
 
''1Kon 7:2  Hij bouwde ook het huis des wouds van Libanon, van honderd ellen in zijn lengte, en vijftig ellen in zijn breedte, en dertig ellen in zijn hoogte, op vier rijen van cederen pilaren, en cederen balken op de pilaren. (...) 1Kon 7:7  Ook maakte hij een voorhuis voor den troon, alwaar hij richtte, tot een voorhuis des gerichts, dat met ceder bedekt was, van vloer tot vloer. (SV)''
 
De bruid spreekt van huizen (meervoud). De Heer Jezus zei: In het huis van Mijn vader zijn ''vele'' woningen. Vergelijk 1:4: ''De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkamers''. De bruid verlangt naar een gemeenschappelijke woning met de bruidegom.
 
'''Cipressen'''. Zie [[Cipres]].
 
== Voetnoten ==