Ismaël: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 17:
'''Ismaël gezegend.''' Toen God aan Abraham beloofde, dat zijn vrouw Sara een talrijk nageslacht zou krijgen, bad Abraham dat Ismaël, die toen 13 jaar oud was, mocht leven voor Gods aangezicht. God antwoordde dat Hij zou Ismaël zegenen en zeer vermenigvuldigen. Ismaël zou ook twaalf vorsten verwekken, en God zou hem tot een grote natie maken. Desniettemin zou het verbond van God met Abraham door Izaäk voortgaan.<blockquote>''Ge 17:18  En Abraham zei tegen God: Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven! (...) Ge 17:20  Wat Ismaël betreft, heb Ik u verhoord. Zie, Ik heb hem gezegend en zal hem vruchtbaar maken en hem uitermate talrijk maken: twaalf vorsten zal hij verwekken en Ik zal hem tot een groot volk maken. Ge 17:21  Mijn verbond echter zal Ik met Izak maken, [de zoon] die Sara u volgend jaar op deze vastgestelde tijd zal baren.'' (HSV) </blockquote>Toen Abraham zijn dienstmaagd [[Hagar]] en haar en zijn zoon Ismaël moest wegsturen, herhaalde God zijn belofte van een volk uit Ismaël, "omdat hij uw zaad is". <blockquote>''Ge 21:12  Maar God zeide tot Abraham: ... in Izak zal uw zaad genoemd worden. Ge 21:13  Doch Ik zal ook den zoon dezer dienstmaagd tot een volk stellen, omdat hij uw zaad [is].'' (SV)</blockquote>'''Besnijdenis.''' Toen Ismaël 13 jaar oud was (Gen. 17:25) werd hij besneden. Zijn vader Abraham, 99 jaar oud (Gen. 17:24), zijn zoon en alle mannen van zijn huis werden besneden. In deze daad erkende de aartsvader in het geloof dat de zegen voor zijn natuurlijke zaad - de zegen van een talrijk nageslacht - niet kon worden verkregen door de kracht van het vlees.
 
'''Weggezonden.''' TweeOngeveer of drievier jaren later werd Ismaël, ca. 17 jaar oud, met zijn moeder door Abraham weggezonden wegens huiselijke onaangenaamheden. Want op het 'grote feest', toen Izak, het kind geboren naar de Geest, was [[gespeend]], spotte Ismaël, en Sarah smeekte Abraham zowel moeder als zoon weg te sturen. Dit was zwaar voor Abraham, maar ook God vond het nodig. Toen stond Abraham vroeg in de ochtend op, en na hen te hebben voorzien van wat brood en een fles water, stuurde hij hen weg.
[[Bestand:Hagar en Ismaël in de woestijn.jpg|miniatuur|392x392px|''Hagar en Ismaël in de woestijn.'']]
Het water was spoedig op, en Hagar legde in haar wanhoop Ismaël onder een struik, en ging weg om niethaar om hemzoon niet te zien sterven.
 
Hij zou met haar in de woestijn zijn omgekomen, als God niet in het uur van het gevaar hulp geboden had. De engel van God riep haar, toonde haar een bron, en het kind werd gered. God was met de jongen, want hij was het zaad van Abraham.