Jozua (boek)/10: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{Jozua commentaar}}
{{Jozua commentaar}}

== Samenvatting ==
In het kort: de verovering van Zuid-Kanaän. — Adonibezek, koning van Jeruzalem, trekt met vier andere koningen van zuidelijk Kanaän op, om Gibeon voor haar afval te tuchtigen (1-5). Jozua komt de Gibeonieten, op hun verzoek, te hulp (6-7); door God bemoedigd, valt hij de vijanden aan en verslaat hen, terwijl God hen door hagelstenen verplettert (8-11). Volgens Jozua’s wens, staat de zon stil totdat de vijanden geheel uiteengedreven zijn; waarna hij met zijn leger naar Gilgal terugkeert (12-15). Als Jozua verneemt dat de vijf koningen zich in een grot hebben verscholen, beveelt hij, hen daar gedurende de vervolging te bewaken (16-19). Als deze geëindigd is, laat hij hen ter dood brengen (20-27). Makkeda, Libna, Lachis, Eglon, Hebron, Debir worden ingenomen en met de banvloek geslagen (28-39). Jozua verovert geheel Zuid-Kanaän en keert naar Gilgal terug (40-43).

== Inleiding ==
De beheersers van Kanaän mogen dan al in meerdere groepen uiteenvallen, hun onderling wantrouwen mag dan al aaneensluiting en samenwerking in de weg staan; ook hier is het „van twee kwaden het beste kiezen" niet ten enenmale onbekend en de koningen van Zuid-Kanaän zijn niet kortzichtig ge­noeg om te wanen, dat de val van Jericho en Ai en het zich-aansluiten van Gibeons stedenbond bij Israël geen gevaar voor hen meebracht. Daarvoor volgen de gebeurtenissen veel te snel op elkander en springt het te veel in het oog, dat hier een kracht werkzaam is, zoals vroeger nooit binnen Kanaäns grenzen werd gezien. De koningen begrijpen, dat ze hier niet staan voor een volk, dat zich met een gedeelte van Kanaän tevreden stelt. Hier is een volk, dat geheel Kanaän voor zich opeist en in zijn strijd gesteund wordt door een goddelijke macht, die hen met schrik en ontzetting vervult.

== Joz. 10:5 ==
Joz 10:5  Toen werden verzameld en kwamen op, vijf koningen der Amorieten, de koning van Jeruzalem, de koning van Hebron, de koning van Jarmuth, de koning van Lachis, de koning van Eglon, zij en al hun legers; en zij belegerden Gibeon, en krijgden tegen haar. (SV)
Misschien wilden zij Gibeon dwingen hun zijde te kiezen: eerst dan kan met hoop op succes tegen Jozua's heirscharen worden opgetreden.


== Joz. 10:8 ==
== Joz. 10:8 ==
Regel 31: Regel 41:


''Joz 8:29  En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot aan den avondstond; en omtrent den ondergang der zon gebood Jozua, dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en richtten daarop een groten steenhoop, zijnde tot op dezen dag.'' (SV)
''Joz 8:29  En den koning van Ai hing hij aan een hout, tot aan den avondstond; en omtrent den ondergang der zon gebood Jozua, dat men zijn dood lichaam van het hout afname; en zij wierpen het aan de deur der stadspoort, en richtten daarop een groten steenhoop, zijnde tot op dezen dag.'' (SV)

== Bron ==
''Leidsche Vertaling (1914)''. Tekst van de samenvatting van Joz. 10 is onder wijziging verwerkt op 23 dec. 2020.


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==