Jozua (boek)/Voorgeschiedenis: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''voorgeschiedenis''' van het in het boek Jozua verhaalde wordt hieronder geschetst. == Woestijntocht == Het vooruitzicht op het beloofde land had Israëls zon...'
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 2:
 
== Woestijntocht ==
Het vooruitzicht op het beloofde land had Israëls zonen jarenlang telkens weer nieuwe krachten geschonken, toen ze ronddwaalden in „de grote en vreselijke woestijn met vergiftige slangen en schorpioenen" en trekken moes­ten „door dorre streken zonder water" (Deut. 8 : 15), die „huilende wildernis" (Deut. 32 : 10) met zijn kalkstenen bodem, wel in de regentijd getooid met bloe­men en gras, maar in de zomer dor en kaal, al waren er dan ook plekken, waterrijk genoeg om althans een kleine weideplaats te vinden voor niet al te grote kudden kleinvee. [[Bestand:Israel woestijnreis Kadesh naar Moab.jpg|miniatuur|1151x1151px|geen]]
 
== Kanaän ==
[[Kanaän (land)|Kanaän]]! Het land met grote en mooie steden, met huizen vol van allerlei goederen, met uitgehouwen waterbakken, met wijngaarden en olijfbomen (Deut. 6 : 10 v.); het land van bergen en dalen, dat door de regen van de hemel wordt gedrenkt en verzorgd wordt door de Heer, die van het begin tot het einde van het jaar daarop voortdurend het oog houdt (Deut. 11 : 11 v.); het land, overvloeiend van melk en honig (Exod. 3 : 8, 17; 13 : 5 en elders), waar honig kan worden gezogen uit de rots en olie uit de keiharde rotssteen, waar room van rundvee en melk van schapen en geiten kan worden gedronken en het vetste van lammeren en rammen kan worden genoten (Deut. 32 : 13 v.)
 
== Eerste kennismaking ==
'''Verkenning.''' KanaanKanaän! Hoe dicht waren de Israëlieten er bij geweest! Het was in het tweede jaar na de uittocht uit Egypte, toen ze van de Sinaï waren opgetrokken naar „Kades in de woestijn Paran" (Num. 10 : 11; 13 : 26). Toen had het bevel weerklonken: „Zend mannen uit om het land Kanaän te verspieden" (Num. 13 :1) en had Mozes hun gezegd: „Trekt hier ten Zuiden in en bestijgt het gebergte en neemt het land in ogenschouw" (Num. 13 : 17).
 
Veertig dagen lang hadden ze moeten wachten, voor­ dat de verspieders in het kamp waren teruggekeerd; veertig dagen van grote spanning; veertig dagen van hoop en vrees.
Regel 37 ⟶ 36:
 
Verdwenen is nu de oude vrees, en als Israël straks het kamp van Sittim betrekt, dan ziet het reeds met begerig oog naar Jericho, dat het wel met de hand schijnt te kunnen grijpen. Israël heeft de oude Mozes op de Nebo moeten achterlaten, maar de in volle mannelijke kracht voor hen staande Jozua zal straks voor hen uitgaan, wanneer ook de barrière van de Jordaan overwonnen zal zijn en Israëls voeten eindelijk, eindelijk de grond zullen betreden, geheiligd door des Heeren eed, gewijd door Abrahams voet: Kanaän, het land vloeiend van melk en honig, het erfdeel, hun door de Heer zelf gegeven. En als straks Israëls ambtslieden het legerkamp doorgaan met Jozua's bevel om over drie dagen de Jordaan over te trekken „om het land, dat de Heere uw God u ter bezitting geeft, in bezit te gaan nemen" (Joz. 1 :11), dan zijn allen bereid, wordt zelfs de ge­lofte afgelegd te zullen doden wie Jozua's bevel weerstreeft (Joz. 1:18).
 
== Bron ==
A. Noordtzij, Joh. de Groot, ''Des Heeren heirscharen.'' Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Tekst van blz. 5-6, 8 is onder wijziging verwerkt op 15 okt. 2020