Lettervers: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 3: | Regel 3: | ||
De technische term ''acrostichon'' komt van het Griekse ''akrostichis,'' van ''akros'' (= úítstekend) + ''stichos'' (= rij, vers). Het synoniem is ''naamvers''. De eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Klaagliederen is een acrostichon. Ook het Nederlandse volkslied ''Wilhelmus'' is een acrostichon. |
De technische term ''acrostichon'' komt van het Griekse ''akrostichis,'' van ''akros'' (= úítstekend) + ''stichos'' (= rij, vers). Het synoniem is ''naamvers''. De eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Klaagliederen is een acrostichon. Ook het Nederlandse volkslied ''Wilhelmus'' is een acrostichon. |
||
Een voorbeeld van Klaagliederen 1. De Statenvertaling vermeldt de letter waarmee een vers begint: Aleph, Beth, Gimel, Daleth, enz. De beginletters volgen elkaar in alfabetische orde. <blockquote>''Kla 1:1 [Aleph]. Hoe zit die stad [zo] eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. Kla 1:2 [Beth]. Zij weent steeds des nachts, en haar tranen [lopen] over haar kinnebakken; zij heeft geen trooster onder al haar liefhebbers; al haar vrienden hebben trouwelooslijk met haar gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden. Kla 1:3 [Gimel]. Juda is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers achterhalen ze tussen de engten. Kla 1:4 [Daleth]. De wegen Sions treuren, omdat niemand op het feest komt; al haar poorten zijn woest, haar priesters zuchten: haar jonkvrouwen zijn bedroefd, en zij zelve is in bitterheid''. (SV)</blockquote>De [[Naardense vertaling]] heeft in de vertaling de Hebreeuwse beginletters overgeschreven. Aleph = A, Beth = B, Gimel = G, Daleth = D, enz.<blockquote>''Kla 1:1 Ach, hoe eenzaam zit zij neer, die stad eens zo fier vol mensen, als een weduwe is zij geworden, - eens zo fier onder volken, eens vorstin van de gewesten is zij nu dwangarbeidster geworden. Kla 1:2 Bitter weent en weent zij in de nacht, haar tranen stromen haar over de wangen, van al haar minnaars is er geen die haar troost; al haar gezellen werden haar ontrouw, zijn haar tot vijanden geworden. Kla 1:3 Geteisterd door ellende, overmand door knechtschap, is Juda een balling geworden, zit zij neer tussen de volkeren, heeft zij geen troost kunnen vinden; al haar achtervolgers haalden haar in tussen haar benauwers. Kla 1:4 De wegen naar Sion zijn in rouw, omdat weg zijn wie eens naar de samenkomst kwamen, al haar poorten liggen verlaten, haar priesters zuchten en steunen; haar jonkvrouwen zijn een en al droefheid en zijzelf: bitter is het haar.'' (NaB)</blockquote> |
Een voorbeeld van Klaagliederen 1. De Statenvertaling vermeldt de letter waarmee een vers begint: Aleph, Beth, Gimel, Daleth, enz. De beginletters volgen elkaar in alfabetische orde. <blockquote>''Kla 1:1 [Aleph]. Hoe zit die stad [zo] eenzaam, die vol volks was, zij is als een weduwe geworden, zij, die groot was onder de heidenen, een vorstin onder de landschappen, is cijnsbaar geworden. Kla 1:2 [Beth]. Zij weent steeds des nachts, en haar tranen [lopen] over haar kinnebakken; zij heeft geen trooster onder al haar liefhebbers; al haar vrienden hebben trouwelooslijk met haar gehandeld, zij zijn haar tot vijanden geworden. Kla 1:3 [Gimel]. Juda is in gevangenis gegaan vanwege de ellende, en vanwege de veelheid der dienstbaarheid; zij woont onder de heidenen, zij vindt geen rust; al haar vervolgers achterhalen ze tussen de engten. Kla 1:4 [Daleth]. De wegen Sions treuren, omdat niemand op het feest komt; al haar poorten zijn woest, haar priesters zuchten: haar jonkvrouwen zijn bedroefd, en zij zelve is in bitterheid''. (SV)</blockquote>De [[Naardense vertaling]] heeft in de vertaling de Hebreeuwse beginletters overgeschreven. Aleph = A, Beth = B, Gimel = G, Daleth = D, enz. Vers 1 begint met '''A'''ch, vers 2 met '''B'''itter, enz.<blockquote>''Kla 1:1 Ach, hoe eenzaam zit zij neer, die stad eens zo fier vol mensen, als een weduwe is zij geworden, - eens zo fier onder volken, eens vorstin van de gewesten is zij nu dwangarbeidster geworden. Kla 1:2 Bitter weent en weent zij in de nacht, haar tranen stromen haar over de wangen, van al haar minnaars is er geen die haar troost; al haar gezellen werden haar ontrouw, zijn haar tot vijanden geworden. Kla 1:3 Geteisterd door ellende, overmand door knechtschap, is Juda een balling geworden, zit zij neer tussen de volkeren, heeft zij geen troost kunnen vinden; al haar achtervolgers haalden haar in tussen haar benauwers. Kla 1:4 De wegen naar Sion zijn in rouw, omdat weg zijn wie eens naar de samenkomst kwamen, al haar poorten liggen verlaten, haar priesters zuchten en steunen; haar jonkvrouwen zijn een en al droefheid en zijzelf: bitter is het haar.'' (NaB)</blockquote> |
||
== Bron == |
== Bron == |