Moab, Moabieten: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
'''Moab''' verwijst in de Bijbel naar de zoon van [[Lot]] of naar zijn nakomelingen, het volk van de Moabieten, hun land of rijk ten oosten van de Dode Zee.
 
'''Naam.''' De naam Moab betekent 'water van vader', in de zin van 'water, d.i. zaad, nakomelingschap van vader', van ''mo'' voor ''mai,'' 'water', en ''ab'', 'vader'<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld.'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Moab. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref>; of 'uit vader (voortgekomen)'<ref>De voetnoot van de Herziene Statenvertaling bij Gen. 19: 37 zegt: "Moab betekent Moab iets als 'uit vader (voortgekomen". </ref>.
 
== Moab, zoon van Lot ==
Moab was de zoon van [[Lot]] en zijn oudste dochter. Hij is de stamvader van de Moabieten, Gen. 19:37. <blockquote>''Ge 19:36 En de twee dochters van Lot werden bevrucht van haar vader. Ge 19:37 En de eerstgeborene baarde een zoon, en noemde zijn naam Moab; deze is de vader der Moabieten, tot op dezen dag. Ge 19:38 En de jongste baarde ook een zoon, en noemde zijn naam Ben-ammi; deze is de vader der kinderen Ammons, tot op dezen dag. (SV)''</blockquote>Van{{Sem de man Moab wordt ons verder niets persoonlijks meegedeeld in de Bijbel.nageslacht}}
Van de man Moab wordt ons verder niets persoonlijks meegedeeld in de Bijbel.
 
Hij is de stamvader van de Moabieten, Gen. 19:37.
 
== Moab (volk, land) ==
''Moab'' is ook de naam van het volk der Moabieten, de nakomeling van Lots zoon Moab, hun land en rijk ten oosten van de Dode Zee. Num. 21: 10v, 29; 2 Kon. 3:21; Ps. 60:10; Jer. 48:4, 11,13v.[[Bestand:Niet-israelietische volken (Wolters).jpg|gecentreerd|miniatuur|1372x1372px1212x1212px|''De Moabieten woonden ten oosten van de Dode Zee''|geen]]
De Moabieten behoren evenals de Israëlieten, Ismaëlieten, Edomieten, Midianieten en Ammonieten tot het nageslacht van [[Terah]], de vader van Abraham.
[[Bestand:Terahs nageslacht.jpg|gecentreerd|miniatuur|1024x1024px930x930px|''Ammonieten zijn nageslacht van Abrahams vader Terah.''|geen]]
'''Goden.''' De voornaamste van hun goden was Kamos (of Kemos). 
[[Bestand:Moab Wolters.jpg|miniatuur|935x935px]]
'''Grondgebied.''' Het land van de Moabieten lang aan de oostzijde van de Jordaan. Het eigenlijke grondgebied strekte zich uit tot de beek Arnon, Num. 21:13, Richt. 11:18.
'''Grondgebied.''' Het land van de Moabieten lang aan de oostzijde van de Jordaan. Het eigenlijke grondgebied strekte zich uit tot de beek Arnon, Num. 21:13, Richt. 11:18. Dit gebied valt tegenwoordig binnen de grenzen van de staat Jordanië. Toen de stam van Ruben zijn bezitting in het beloofde land verkreeg, was de natuurlijke stamgrens in het zuiden de Arnon, welke rivier de noordelijke grens van de Moabieten was, want zij waren naar het zuiden gedreven door de Amorieten vóór de komst van Israël.<blockquote>''Nu 21:13 ... de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten. (...) Nu 21:26 Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen den vorigen koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. (...) Nu 21:28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, [en] de heren der hoogten van de Arnon. (SV)''</blockquote>[[Bestand:Israel woestijnreis Kadesh naar Moab.jpg|miniatuur|1152x1152px|''De Israelieten namen niet de gebruikelijke hoofdweg door Moab, maar trokken om Moab heen.''|alt=]]
 
Vroeger, vóór de stichting van de beide rijken van de Amorieten, strekte het Moabitische gebied zich veel verder naar het noorden uit<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901). Enige tekst van het commentaar op Num. 22:36 is onder wijziging verwerkt op 16 jan. 2023. </ref>.
 
'''Grondgebied.''' Het land gebied van deMoab Moabieten lang aan de oostzijde van de Jordaan. Het eigenlijke grondgebied strekte zich uit tot de beek Arnon, Num. 21:13, Richt. 11:18. Dit gebied valt tegenwoordig binnen de grenzen van de staat Jordanië. Toen de stam van Ruben zijn bezitting in het beloofde land verkreeg, was de natuurlijke stamgrens in het zuiden de Arnon, welke rivier de noordelijke grens van de Moabieten was, want zij waren naar het zuiden gedreven door de Amorieten vóór de komst van Israël.<blockquote>''Nu 21:13 ... de Arnon is de landpale van Moab, tussen Moab en tussen de Amorieten. (...) Nu 21:26 Want Hesbon was de stad van Sihon, den koning der Amorieten; en hij had gestreden tegen den vorigen koning der Moabieten, en hij had al zijn land uit zijn hand genomen, tot aan de Arnon. (...) Nu 21:28 Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, [en] de heren der hoogten van de Arnon. (SV)''</blockquote>[[Bestand:Israel woestijnreis Kadesh naar Moab.jpg|miniatuur|1152x1152px|''De Israelieten namen niet de gebruikelijke hoofdweg door Moab, maar trokken om Moab heen.''|alt=|geen]]
 
'''Erfenis van Godswege.''' Toen de Israëlieten het beloofde land naderden, mochten ze Moab niet beangstigen noch bestrijden (Deut. 2:9). Mozes getuigde:<blockquote>''De 2:9 Toen sprak de HEERE tot mij: Beangstig Moab niet, en meng u niet met hen in den strijd; want Ik zal u geen erfenis van hun land geven, dewijl Ik aan Lots kinderen <u>Ar ter erfenis</u> gegeven heb. (SV)''</blockquote>Daarom trokken de Israeliëten oostelijk om het land Moab heen.
Regel 20 ⟶ 27:
'''Godsspraken tegen Moab.''' Moab wordt door de profeten aan de kaak gesteld. Jes. 15-16, Jer. 48 en Zef. 2 bevatten profetieën tegen Moab.
=== Steden in Moab ===
De hoofdstad van Moab was '''Ar,''' ook genoemd ''Ar-Moab'' en ''Ar-Moabs''. Het schijnt dat Ar een grensstad was, die aan de rivier Arnon lag.<blockquote>''De 2:18 heden trekt gij langs het gebied van Moab, te weten Ar (NBG51)''</blockquote>EenVroeger anderewas belangrijkezij stadde was '''[[Kir-Haréseth]]''' (=schervenmuur),hoofdstad ookgeweest genoemd ''Kiren lag midden in Moab''het land, ''Kir-Moab''daar (Jes.het 15Moabitische gebied zich toen veel verder naar het noorden uitstrekte<ref name=":1)0" of ''Kir-héres''/>.
 
Een andere belangrijke stad was '''Rabba''', vroeger geheten Rabbath-Moab, ook gespeld Rabbat-Moab. Na de stichting van de beide rijken van de Amorieten was zij tot residentie geworden en Ar tot een gewone grensstad<ref name=":0" />.
 
Andere steden der Moabieten zijn onder meer '''[[Kir-Haréseth]]''' (=schervenmuur), ook genoemd ''Kir in Moab'', ''Kir-Moab'' (Jes. 15:1) of ''Kir-héres;'' '''Dibon''' (= 'treurende'), '''Aroër''' (= 'heide'), '''Bozra''' (= 'Sterkte') en '''Horonaïm''' (= 'Dubbelholen').
 
=== Geschiedenis van Moab ===
Hieronder volgt de geschiedenis van Moab en van zijn betrekking tot Israël.
 
'''Verbod.''' De Moabieten noch de Ammonieten mochten komen in de gemeente van God (Deut. 23:3; Neh. 13:1).<blockquote>''Ne 13:1  Op die dag werd er voorgelezen uit het boek van Mozes voor de oren van het volk. Daarin werd voorgeschreven bevonden dat een Ammoniet of een Moabiet tot in eeuwigheid niet in de gemeente van God mocht komen, Ne 13:2 omdat zij de Israëlieten niet met brood en water tegemoetgekomen waren, en men Bileam tegen hen had ingehuurd om hen te vervloeken; onze God had de vloek echter veranderd in zegen. (HSV)''</blockquote>'''Balak en Bileam.''' De Moabieten waren echter vervuld met schrik toen ze hoorden dat de Amorieten waren geslagen door Israël. Balak, de koning van Moab, huurde [[Bileam]] in om Israël te vervloeken. Bileam werd gedwongen door God om Israël te zegenen in plaats van te vervloeken, maar hij gaf aan de MoabietischeMoabitische koning het advies om IsraelIsraël te verzwakken door vermenging, wat lukte. Het laatste Bijbelboek herinnert aan deze valstrik:<blockquote>''Opb 2:14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren. (TELOS)''</blockquote>'''Graf van Mozes.''' Het was in een vallei in het land van Moab, dat Mozes in het geheim werd begraven (Deut. 34:6):<blockquote>''De 34:5 Alzo stierf Mozes, de knecht des HEEREN, aldaar in het land van Moab, naar des HEEREN mond. De 34:6 En Hij begroef hem in een dal, in het land van Moab, tegenover Beth-peor; en niemand heeft zijn graf geweten, tot op dezen dag. (SV)''</blockquote>'''Eglon.''' In de tijd van de richteren (rechters) gebruikt God koning Eglon van Moab om Israël te straffen, en zij dienden de Moabieten achttien jaar, maar toen riepen ze tot de Heer, verloste Hij ze door Ehud. De linkshandige Ehud doodde de zeer dikke koning Eglon met een tweesnijdend scherp zwaard, dat hij in diens buik liet zitten. Tienduizend van de Moabieten werden gedood (Richt. 3:12-30).
 
'''[[Ruth (persoon)|Ruth]]''', de Moabitische, was de overgrootmoeder van koning David. 
Regel 41 ⟶ 50:
'''Aanval op Juda ten tijde van Josafat.''' Enige jaren later, in de tijd van [[Josafat]], koning van Juda, vielen de kinderen van Moab, Ammon en de bewoners van de berg Seir Juda aan, waarbij zij niets minder bedoelden dan een verdrijving van Gods volk. Hun aanval mislukte geheel: God trad tussenbeide, maakte de strijd tot de Zijne en deed Israëls vijanden elkaar aanvallen (2 Kron. 20:1-23).
 
Later maakten de eindeloze gevechten met de Syriërs voor het noordelijk rijk (Tienstammenrijk) het in bedwang houden van Moab en in ‘t algemeen van het gehele land ten oosten van den Jordaan onmogelijk. De daar aanwezige volken, waaronder Moab, verdrukten de IsraëlietischeIsraëlitische bevolking en wreekten aan het verzwakte rijk Israël het verlies van hun zelfstandigheid (2 Kon. 10:32 v.; 13:20).
 
Eerst [[Jerobeam II]] (1e helft van de 8e eeuw v.C.) heroverde, gelijk de profeet Jona voorspeld had, het gehele gebied, van Haurath in het noorden tot aan de Dode Zee in het zuiden (2 Kon. 14:25 vv.), en de Moabieten bleven naar alle schijn rustig, totdat in de dagen van Pekah (2e helft 8e eeuw v.C.), koning van Israël, Israëls tweeënhalve stammen ten oosten van de Jordaan door de Assyrische koning [[Pul]] (Tiglath-Pilezer III) in ballingschap werden vervoerd (2 Kon. 15:29). De Moabieten maakten van de gelegenheid gebruik, om hun vroegere bezitting (Num. 21:30) terug te nemen. Ze zetelden zich in al de steden ten noorden van de rivier [[Arnon]], die tot die tijd door de stammen van Ruben en Gad waren bevolkt geweest.
Regel 60 ⟶ 69:
== Toekomst ==
 
In het laatste der dagen zal Jahweh Moabs gevangenis wenden (Jer. 48:47).<blockquote>''Jer 48:47 Maar in het laatste der dagen, zal Ik Moabs gevangenis wenden, spreekt de HEERE. Tot hiertoe is Moabs oordeel.'' (SV)</blockquote>In de toekomst zal de koning van het noorden in het land Israel binnenvallen en Moab, dat tegenwoordig binnen de landsgrenzen van Jordanië valt, zal ontkomen.<blockquote>''Da 11:40 En op den tijd van het einde, zal de koning van het Zuiden tegen hem met hoornen stoten; en de koning van het Noorden zal tegen hem aanstormen, met wagenen, en met ruiteren, en met vele schepen; en hij zal in de landen komen, en hij zal ze overstromen en doortrekken. Da 11:41 En hij zal komen in het land des sieraads, en vele [landen] zullen ter nedergeworpen worden; doch deze zullen zijn hand ontkomen, Edom en Moab, en de eerstelingen der kinderen Ammons. (SV)''</blockquote>Moab, Edom en Ammon - tegenwoordig behorend tot Jordanië - zullen door Israël worden gestraft (Jes 11:14).<blockquote>''Jes 11:12 En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israël verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier eilanden des aardrijks. Jes 11:13 En de nijd van Efraïm zal wegwijken, en de tegenpartijders van Juda zullen uitgeroeid worden; Efraïm zal Juda niet benijden, en Juda zal Efraïm niet benauwen. Jes 11:14 Maar zij zullen den Filistijnen op den schouder vliegen tegen het westen, [en] zij zullen te zamen die van het oosten beroven; [aan] Edom en Moab zullen zij hun handen slaan, en de kinderen Ammons zullen hun gehoorzaam zijn. (SV)''</blockquote>Moab zal met zijn hoogmoed en listen (lagen) diep vernederd worden.<blockquote>''Jes 25:7  En Hij zal op dezen berg verslinden het bewindsel des aangezichts, waarmede alle volken bewonden zijn, en het deksel, waarmede alle natiën bedekt zijn. Jes 25:8  Hij zal den dood verslinden tot overwinning, en de Heere HEERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen; en Hij zal de smaadheid Zijns volks van de ganse aarde wegnemen; want de HEERE heeft het gesproken.  Jes 25:9 En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid. Jes 25:10  Want de hand des HEEREN zal op dezen berg rusten; maar Moab zal onder Hem verdorst worden, gelijk het stro verdorst wordt tot mest. Jes 25:11  En Hij zal Zijn handen uitbreiden in het midden van hen, gelijk als een zwemmer [die] uitbreidt om te zwemmen, en Hij zal hun hoogmoed vernederen met de lagen hunner handen. Jes 25:12  En Hij zal de hoge vesten uwer muren buigen, vernederen, [ja], Hij zal ze ter aarde tot het stof toe doen reiken.'' (SV)</blockquote>Moab zal zich onderwerpen aan de regering van de Vredevorst, de zoon van David, onze Heer Jezus Christus. In Jesaja's profetie tegen Moab heet het:<blockquote>''Jes 16:4 Laat bij u vertoeven mijn verdrevenen, [van] Moab, wees u hun een schuilplaats voor het aangezicht van de verwoester; totdat de onderdrukker een einde heeft, de verwoesting is geëindigd, de vertreders zijn verdaan van de aarde. Jes 16:5 Want er zal een troon gevestigd worden in goedertierenheid, en daarop zal bestendig een zitten in de tent van David, een, die oordeelt en het recht zoekt, en snel is ter gerechtigheid.'' (CP<ref>Vertaling of hertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling</ref>)</blockquote>
 
== Meer informatie ==