Nacht: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''nacht''' is de de tijd dat het donker is. '''De oosterse nacht.''' Zijn bijzondere eigenaardigheid in het Oosten onderscheidt de nacht van die in het West...'
 
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 3:
'''De oosterse nacht.''' Zijn bijzondere eigenaardigheid in het Oosten onderscheidt de nacht van die in het Westen,
* door de grote afkoeling van de temperatuur, zoodat de reizigers overdag veel de hitte en 's nachts veel van de koude hebben te verduren, zowel in de vlakten van [[Mesopotamië]] (Gen. 31 : 40) als in de bergstad Jeruzalem (Jer. 36 : 30). Wegens de hevige koude, die bovenal in de heldere maanlichtnachten gevoeld wordt (Ps. 121: 6), draagt men in die streken pelskleren. De sterke afkoeling is echter mede oorzaak van een zeer rijkelijke dauw, die bij het gebrek aan regen alleen de dorre vlakten doet groenen.
* De helderheid van de lucht bewerkt ook 's nachts een grotere klaarheid dan in Nederland, waarin aan de prachtig blauwe hemel de sterren heerlijk schitteren. Een reiziger zegt: de nacht heeft in EgtypteEgypte duizend bekoorlijkheden, die wij in Europa zelden genieten. Hij hult zich nooit in dikke duisternis. Nooit verstoort een loeiende storm zijn rust, de wind gaat doorgaans met zonsondergang liggen, de natuur verzinkt in een ademloze stilte. Dan kan de mens ongestoord over zichzelf peinzen; dan kan de sterrekundige de aanblik van de onbewolkte hemel genieten en de loopbaan van de sterren in de onmetelijke wereldruimte volgen.
'''Verdeling.''' De nacht verdeelde men in het oude Israël in twee helften (Exod.12:29) of in drie [[Nachtwaak|nachtwaken]] (Klaagl.2:19; Richt.7:19; Exod.14:24); met de opperheerschappij van de Romeinen kwam de verdeling in vier nachtwaken (Matth.14:25; Mark.13:35).<ref>Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Ex. 12:12. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 10 mei 2021. </ref>
'''Tijdelijk.''' De nacht in 't algemeen, deze wisseling van licht en duisternis zal eens ophouden (Openb. 21 : 25; 22: 5); hij is slechts voor de tijd van 'de eerste dingen' in zijn onveranderlijke gelijkheid verordend (Gen. 8: 22), als een weldaad voor alle schepselen.
 
'''Rust der nacht.''' De nacht, als de tijd van de duisternis, dient tot rust van de lichamelijke dagelijkse arbeid. Hij is voor de gehele schepping een weldadige afwisseling en vernieuwing van de levenswerkzaamheid (Ps. 104: 19-23). Men ligt en slaapt in vrede (Ps. 4: 9; 3: 6), bewaakt door Israëls hoeder (Ps. 121 : 4).
 
'''Nachtelijke onrust.''' Des te smartelijker is het, wanneer uit- of inwendig lijden deze rust verstoort, zoals Job klaagt (30 : 17), "des nachts doorboort Hij mij beenderen in mij; en in Job 7:3, "nachten der moeite zijn mij voorbereid"; en David in de strijd der boete de „gehele" nacht weent, zodat zijn bed in tranen zwemt (Ps. 6: 7). Zo heeft de woestijn aan de zee, d. i. Babylon, in de liefelijke nacht, door verschrikking geen rust (Jes. 21 : 4), „de schemering, waar ik naar verlangd heb, stelt Hij mij tot beving." En uit [[Seïr]] hoort de profeet (v. 11), onder de verschrikkingen van een bange nacht (volgens anderen de hoeder Israels, God) zich toeroepen: "wachter, wat is er van de nacht?" waarop echter geen hulp opdaagt, omdat het slechts in de angst zonder bekering geschiedt. Schrik van de nacht (Ps. 91 : 5 ).
 
<blockquote>''Ps 91:1 Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen. (SV)''</blockquote>
 
<blockquote>''Ps 91:1 ie in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, zal overnachten in de schaduw van de Almachtige. (HSV)''</blockquote>
 
'''Geschikte tijd.''' Maar ook deze nachtelijke onrust moet ten zegen zijn. Dan is het de tijd van ernstige zelfbeproeving (Ps. 16 : 7. Ps. 4 : 5), waar de Heer zelf het hart bezoekt (17 : 3). Want juist deze tijd der uitwendige rust, waarin het gedruis van de buitenwereld verstomt, is zeer geschikt om tot God in te keren (Ps. 119: 55), voor Wiens invloed de mens dan 't meest ontvankelijk wordt. Zo zijn immers de meeste verschijningen van God bij nacht, in de droom geschied (Gen. 15; 12) van Abraham of tot Jozef en de Wijzen (Matth. 1 : 2). In de slaap zag Jakob de hemelladder (Gen. 28); in een nachtelijke worsteling met God verwierf hij zich de naam Israel (Gen. 32: 28). In nachtelijke stilte ontving Salomo van God de afgebeden wijsheid (1 Kon. 3: 5 vv.), Paulus van de engel de aankondiging van zijn redding (Hand. 27 : 23). Van Jezus zelf is meermalen verhaald , dat hij de nachtelijke stilte en eenzaamheid in het gebed doorbracht, vóór de roeping van de discipelen (Luk. 6: 12), na de spijziging van de 5000 (Matth. 14: 23).
Regel 23 ⟶ 27:
 
De nacht is voorbijgaande, en de dag is nabijgekomen (Rom. 13 : 12), d. i. de tijd der vóórchristelijke duisternis en blindheid is reeds voor een goed deel geweken en de dag van de volkomen verlichting aangebroken (1 Thes. 5: 5). Wij staan in geen gemeenschap meer met de door ongeloof verduisterde wereld en de werken van de duisternis: slaap, d.i. geestelijke onverschilligheid en dronkenschap, d.i. bedwelming van allerlei aard.
 
== Toekomst ==
'''Tijdelijk.''' De nacht in 't algemeen, deze wisseling van licht en duisternis zal eens ophouden (Openb. 21 : 25; 22: 5); hij is slechts voor de tijd van 'de eerste dingen' in zijn onveranderlijke gelijkheid verordend (Gen. 8: 22), als een weldaad voor alle schepselen.
 
== Bron ==