Numeri 14: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 6: Regel 6:
== 9 ==
== 9 ==
<onlyinclude><sup>9</sup> Alleen zijt tegen den HEERE niet wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! </onlyinclude>(SV)
<onlyinclude><sup>9</sup> Alleen zijt tegen den HEERE niet wederspannig! en vreest gij niet het volk dezes lands; want zij zijn ons brood! hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons; vreest hen niet! </onlyinclude>(SV)
'''Want zij zijn ons brood.''' D.i. wij zullen hen met zo weinig moeite ten onder brengen, ja te niet maken, als men een stuk brood opeet; zij zullen niet ons, wij zullen hen verslinden<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 22 en 27 sept 2023. </ref>. <blockquote>''Nu 24:8  God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.'' (SV)</blockquote><blockquote>''De 7:16  Gij zult dan al die volken verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet verschonen, ...'' (SV)</blockquote>'''Hun schaduw is van hen geweken.''' In het Oosters spraakgebruik komt 'schaduw' zeer dikwijls voor in de betekenis van 'bescherming', terwijl de 'hitte van de zon' dan verdrukking aangeeft. 'Schaduw' in de betekenis van 'bescherming van God' komt gedurig voor in de Heilige Schrift. Tot nog toe had God de bewoners van Kanaän gespaard, omdat hun zonde nog niet volkomen was, maar nu was de tijd van de bezoeking daar en zou God ophouden, Zijn beschermende of sparende hand over hen uit te strekken.<ref name=":0" />
'''Want zij zijn ons brood.''' D.i. wij zullen hen met zo weinig moeite ten onder brengen, ja te niet maken, als men een stuk brood opeet; zij zullen niet ons, wij zullen hen verslinden<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar is onder wijziging verwerkt op 22 en 27 sept en 6 okt. 2023. </ref>. <blockquote>''Nu 24:8  God heeft hem uit Egypte uitgevoerd; zijn krachten zijn als van een eenhoorn; hij zal de heidenen, zijn vijanden, verteren, en hun gebeente breken, en met zijn pijlen doorschieten.'' (SV)</blockquote><blockquote>''De 7:16  Gij zult dan al die volken verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet verschonen, ...'' (SV)</blockquote>'''Hun schaduw is van hen geweken.''' In het Oosters spraakgebruik komt 'schaduw' zeer dikwijls voor in de betekenis van 'bescherming', terwijl de 'hitte van de zon' dan verdrukking aangeeft. 'Schaduw' in de betekenis van 'bescherming van God' komt gedurig voor in de Heilige Schrift. Tot nog toe had God de bewoners van Kanaän gespaard, omdat hun zonde nog niet volkomen was, maar nu was de tijd van de bezoeking daar en zou God ophouden, Zijn beschermende of sparende hand over hen uit te strekken.<ref name=":0" />


== 11 ==
== 11 ==
Regel 22: Regel 22:
== 25 ==
== 25 ==
<onlyinclude><sup>25</sup>  De Amalekieten nu en de Kanaänieten wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. </onlyinclude>(SV)
<onlyinclude><sup>25</sup>  De Amalekieten nu en de Kanaänieten wonen in het dal; wendt u morgen, en maakt uw reize naar de woestijn, op den weg naar de Schelfzee. </onlyinclude>(SV)
'''De Amalekieten nu en de Kanaänieten.''' Daarvan zeiden de tien verspieders: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want zij zijn ons te sterk (13:31). <blockquote>''Nu 13:29  De Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, en de Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaänieten wonen aan de zee, en aan den oever van de Jordaan. Nu 13:30  Toen stilde Kaleb het volk voor Mozes, en zeide: Laat ons vrijmoedig optrekken, en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen! Nu 13:31  Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.'' (SV)</blockquote>'''Wonen in het dal.''' In dat dal, aan de overzijde van het thans voor Israël gelegen gebergte. Zij zouden thans, nu het volk zo tegen God rebelleert, inderdaad te sterk zijn; Israël kan dus niet tegen hen optrekken, noch hun aanval afwachten<ref name=":0" />.
'''De Amalekieten nu en de Kanaänieten.''' Zie ook vs. 43. Van hen zeiden de tien verspieders: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want zij zijn ons te sterk (13:31). <blockquote>''Nu 13:29  De Amalekieten wonen in het land van het zuiden; maar de Hethieten, en de Jebusieten, en de Amorieten wonen op het gebergte; en de Kanaänieten wonen aan de zee, en aan den oever van de Jordaan. Nu 13:30  Toen stilde Kaleb het volk voor Mozes, en zeide: Laat ons vrijmoedig optrekken, en dat erfelijk bezitten; want wij zullen dat voorzeker overweldigen! Nu 13:31  Maar de mannen, die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tot dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.'' (SV)</blockquote>'''Wonen in het dal.''' In dat dal, aan de overzijde van het thans voor Israël gelegen gebergte. Zij zouden thans, nu het volk zo tegen God rebelleert, inderdaad te sterk zijn; Israël kan dus niet tegen hen optrekken, noch hun aanval afwachten<ref name=":0" />.


'''Wendt u morgen enz.''' Israël moest zich omwenden en zijn reis weer terug maken naar de woestijn, op de weg naar de Schelfzee, en dus in de richting van de plaats, van het volk gekomen was<ref name=":0" />.
'''Wendt u morgen enz.''' Israël moest zich omwenden en zijn reis weer terug maken naar de woestijn, op de weg naar de Schelfzee, en dus in de richting van de plaats, van het volk gekomen was<ref name=":0" />.

== 33 ==
<onlyinclude><sup>33</sup> En uw kinderen zullen gaan weiden in deze woestijn, veertig jaren, en zullen uw hoererijen dragen, totdat uw dode lichamen verteerd zijn in deze woestijn. </onlyinclude>(SV)
'''Weiden in deze woestijn.''' D.i. een leven leiden als de herders, die steeds van plaats moeten veranderen, om voedsel voor hun vee te zoeken. Het leven van Israël zou zijn, een voortdurend hier- en daarheen zwerven, veertig jaar lang, totdat zij in Kanaän zouden gekomen zijn.<ref name=":0" />

'''Uw hoererijen.''' Israëls trouweloosheid jegens en afval van God wordt hoererij genoemd, omdat Hij met dit volk in de nauwste betrekking, een betrekking als die van het huwelijk, getreden was. Bovendien hadden sommige Israëlieten afgodsbeelden bij zich.


== Voetnoten ==
== Voetnoten ==