Romeinen 6: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
{{Romeinen commentaar}}
{{Romeinen commentaar}}


== Samenvatting ==
In dit hoofdstuk behandelt Paulus twee vragen
1-14 De vraag of wij in de zonde zouden blijven, opdat de genade toeneemt, beantwoordt Paulus ontkennend, met opgaaf van redenen. 15-23 Ook de tweede vraag, of wij zouden zondigen, omdat wij niet onder wet, mar onder genade zijn, beantwoordt hij ontkennend, met redenen omkleed.  

# zullen we de genade vermeerderen door in de zonde blijven? (vers 1)
# zouden we zondigen juist omdat we niet onder wet maar onder genade zijn? (vers 15)

In het vorige hoofdstuk lazen we dat de vermeerdering van zonde onder invloed van de wet van Godswege gepareerd wordt door vermeerdering van genade. Meer zonde leidt dus tot meer genade. Want de genade moet regeren, niet de zonde. Deze informatie roept vragen op. Deze vragen worden ingegeven door de zwakheid van ons vlees (Ro 6:19). Ons vlees blijft geneigd tot zonde.

Ad 1. Zullen we de genade vermeerderen door ''in de zonde blijven''? Nee, betoogt Paulus. Dat is niet consequent, omdat we van de zonde zijn gescheiden. We zijn met Christus één geworden in zijn dood en opstanding. Door Zijn dood zijn we, d.i. onze oude mens, gestorven ten opzichte van de zonde. Zo moest het lichaam van de zonde teniet worden gedaan, opdat wij niet meer de zonde dienen. Zijn dood scheidt ons van de zonde. Maar Christus is opgestaan en wij met Hem. Zijn opstanding brengt ons in een nieuw leven. Christus leeft voor God en wij ook; wij leven niet langer voor de zonde. In plaats van in de zonde te blijven moeten we ons dood houden voor de zonde, maar voor God levend in Christus Jezus. We moeten ons in de dienst van God stellen. We kunnen God dienen omdat we onder Gods genade leven, niet onder de wet.

Ad. 2. Een tweede vraag is: Zouden we zondigen juist omdat we niet onder wet maar onder genade zijn? (vers 15). Nee, want we hebben ervoor gekozen God te dienen en niet de zonde. We zijn vrijgemaakt van de zonde. De dienst van de zonde leidt tot de dood, de dienst van God tot heiliging en eeuwig leven. Kies daarom het goede.

De zonde (onreinheid, wetteloosheid) dienen als slaaf → wrange vruchten → dood (loon van de zonde)

God (de gerechtigheid) dienen als slaaf → goede vruchten → gerechtigheid, heiliging, eeuwig leven (genadegave).


== Rom. 6:1 ==
== Rom. 6:1 ==
Regel 87: Regel 75:


'''Niet onder [de] wet, maar onder [de] genade.''' Onder de genade doen wij goede dingen, de genade van God stelt ons daartoe in staat. Tegen goede dingen is geen wet.
'''Niet onder [de] wet, maar onder [de] genade.''' Onder de genade doen wij goede dingen, de genade van God stelt ons daartoe in staat. Tegen goede dingen is geen wet.

== Nabeschouwing ==
In dit hoofdstuk behandelt Paulus twee vragen

# zullen we de genade vermeerderen door in de zonde blijven? (vers 1)
# zouden we zondigen juist omdat we niet onder wet maar onder genade zijn? (vers 15)

In het vorige hoofdstuk lazen we dat de vermeerdering van zonde onder invloed van de wet van Godswege gepareerd wordt door vermeerdering van genade. Meer zonde leidt dus tot meer genade. Want de genade moet regeren, niet de zonde. Deze informatie roept vragen op. Deze vragen worden ingegeven door de zwakheid van ons vlees (Ro 6:19). Ons vlees blijft geneigd tot zonde.

Ad 1. Zullen we de genade vermeerderen door ''in de zonde blijven''? Nee, betoogt Paulus. Dat is niet consequent, omdat we van de zonde zijn gescheiden. We zijn met Christus één geworden in zijn dood en opstanding. Door Zijn dood zijn we, d.i. onze oude mens, gestorven ten opzichte van de zonde. Zo moest het lichaam van de zonde teniet worden gedaan, opdat wij niet meer de zonde dienen. Zijn dood scheidt ons van de zonde. Maar Christus is opgestaan en wij met Hem. Zijn opstanding brengt ons in een nieuw leven. Christus leeft voor God en wij ook; wij leven niet langer voor de zonde. In plaats van in de zonde te blijven moeten we ons dood houden voor de zonde, maar voor God levend in Christus Jezus. We moeten ons in de dienst van God stellen. We kunnen God dienen omdat we onder Gods genade leven, niet onder de wet.

Ad. 2. Een tweede vraag is: Zouden we zondigen juist omdat we niet onder wet maar onder genade zijn? (vers 15). Nee, want we hebben ervoor gekozen God te dienen en niet de zonde. We zijn vrijgemaakt van de zonde. De dienst van de zonde leidt tot de dood, de dienst van God tot heiliging en eeuwig leven. Kies daarom het goede.

De zonde (onreinheid, wetteloosheid) dienen als slaaf → wrange vruchten → dood (loon van de zonde)

God (de gerechtigheid) dienen als slaaf → goede vruchten → gerechtigheid, heiliging, eeuwig leven (genadegave).


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==