Romeinen 9: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
 
== Samenvatting ==
In 't kort: Israël heeft helaas, op een overblijfsel na, niet geloofd in Christus. — 1-3 Paulus heeft smart om het ongeloof van zijn volksgenoten. 4-5 Het voorrecht van Israel. 6-9 Gods belofte aan Israel is niet vervallen. Door geloof ontvangen wij (gelovig overblijfsel) de belofte. Vergelijk Abraham en Izaak (nageslacht door geloof = zegen) en Ismael (nageslacht zonder geloof = geen (wel andere) belofte). 10-13 En op grond van Gods verkiezing. Vergelijk Jacob (aangenomen) en Ezau (verworpen). 9:14- Verdediging (recntvaardiging) van Gods soevereine verkiezing. God roept en verkiest de gelovige heidenen tot volk en de israelieten (de ongelovige meerderheid) tot niet-volk.
Israël heeft helaas, op een overblijfsel na, niet geloofd in Christus.
 
== 4 ==
Regel 57:
 
== 7 ==
Ro 9:7  evenmin, omdat zij Abrahams nageslacht zijn, zijn zij allen kinderen; maar ‘in IzaakIzaäk zal uw nageslacht worden genoemd’; (Telos)
'''Abrahams nageslacht.''' Ook Arabische moslims rekenen zich tot [[Abraham|Abrahams]] nageslacht via diens zoon [[Ismaël]].
 
'''Kinderen.''' In de grondtekst een ander woord dan 'zoonschap' (4). Het gaat om kinderen van God (8).
 
== 8 ==
Ro 9:8 dat is: niet de kinderen van het vlees zijn kinderen van God, maar de kinderen van de belofte worden als nageslacht gerekend. (Telos)
'''De kinderen van het vlees.''' De nakomelingen van [[Abraham]] en [[Hagar]].
 
'''Kinderen van God'''. Vergelijk:
 
Regel 69 ⟶ 71:
 
''Ro 9:24 Ons die Hij ook heeft geroepen, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de volken? Ro 9:25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: ‘Ik zal niet-mijn-volk mijn volk noemen, en de niet-geliefde geliefde’. Ro 9:26 ‘En het zal zijn op de plaats waar tot hen gezegd werd: U bent mijn volk niet, daar zullen zij <u>zonen van de levende God</u> worden genoemd’. Ro 9:27 En Jesaja roept over Israel uit: ‘Al was het getal van de zonen van Israel als het zand van de zee, het overblijfsel zal behouden worden. (Telos)''
 
'''De belofte.''' Zie vs. 9.
 
'''De kinderen van de belofte.''' De kinderen van [[Abraham Hellenbroek|Abraham]] en [[Sarah]].
 
== 11 ==
Ro 9:11 zelfs toen de kinderen nog niet geboren waren en niets goeds of kwaads bedreven hadden, (opdat het voornemen van God naar verkiezing zou blijven, niet op grond van werken, maar uit Hem die roept,) (Telos)
'''Hem die roept'''.
 
''Ro 8:28  Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, hun die naar zijn voornemen zijn geroepen.'' (Telos)
 
''Ro 8:30 En hen die Hij tevoren heeft bestemd, die heeft Hij ook geroepen; en die Hij heeft geroepen, die heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij heeft gerechtvaardigd, die heeft Hij ook verheerlijkt.'' (Telos)
 
''Ro 9:24 Ons die Hij ook heeft geroepen, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de volken? Ro 9:25 Zoals Hij ook in Hosea zegt: ‘Ik zal niet-mijn-volk mijn volk noemen, en de niet-geliefde geliefde’. (Telos)''
Regel 81 ⟶ 91:
 
''Ro 9:22 Als nu God, daar Hij zijn toorn wilde betonen en zijn macht bekend maken, met veel lankmoedigheid verdragen heeft de vaten van de toorn, tot het verderf toebereid;'' (Telos)
 
== 21 ==
Ro 9:21  Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem om uit dezelfde klomp te maken het ene vat tot eer en het andere tot oneer? (Telos)
'''Tot eer.''' Tot edel gebruik<ref name=":0">Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901).</ref>.
 
'''Tot oneer.''' Tot onedel gebruik<ref name=":0" />.
 
== 22 ==
Regel 87 ⟶ 103:
 
'''De vaten van de toorn'''. De mensen door Hem gemaakt en tot voorwerpen van Zijn toorn toebereid.
 
'''Verderf.''' Tegengesteld aan de heerlijkheid. (23).
 
== 23 ==
Ro 9:23 en om bekend te maken de rijkdom van zijn heerlijkheid over de vaten van de barmhartigheid, die Hij tevoren tot heerlijkheid heeft bereid … (Telos)
'''Heerlijkheid.''' Tegengesteld aan het verderf (22).
'''Tot heerlijkheid bereid'''.
 
'''De vaten van de barmhartigheid.''' De gelovigen in Christus uit Joden en heidenen (24).
 
'''Tot heerlijkheid bereid'''.
 
''Ro 8:17 En zijn wij kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus, als wij inderdaad met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. (Telos)''
Regel 98 ⟶ 120:
== 24 ==
Ro 9:24 Ons die Hij ook heeft geroepen, niet alleen uit [de] Joden, maar ook uit [de] volken? (Telos)
'''Ons.''' De "vaten van de barmhartigheid" (23)
 
'''Geroepen'''.
 
''Ro 9:11 zelfs toen de kinderen nog niet geboren waren en niets goeds of kwaads bedreven hadden, (opdat het voornemen van God naar verkiezing zou blijven, niet op grond van werken, maar uit <u>Hem die roept</u>,) (Telos)''
 
''Ro 8:28  Maar wij weten dat hun die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, hun die naar zijn voornemen zijn geroepen.'' (Telos)
 
''Ro 8:30 En hen die Hij tevoren heeft bestemd, die heeft Hij ook geroepen; en die Hij heeft geroepen, die heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij heeft gerechtvaardigd, die heeft Hij ook verheerlijkt.'' (Telos)
 
== 25 ==
Ro 9:25  Zoals Hij ook in Hosea zegt: ‘Ik zal niet-mijn-volk mijn volk noemen, en de niet-geliefde geliefde’. (Telos)
'''In Hosea zegt.''' Dat is Hos. 1:10.
 
'''Ik zal niet-mijn-volk mijn volk noemen.''' Dit heeft betrekking op heidenen.
 
''Hos 1:8  Als zij nu Lo-ruchama gespeend had, ontving zij, en baarde een zoon. Hos 1:9  En Hij zeide: Noem zijn naam Lo-ammi; want gijlieden zijt Mijn volk niet, zo zal Ik [ook] de uwe niet zijn. Hos 1:10  Nochtans zal het getal der kinderen Israëls zijn als het zand der zee, dat niet gemeten noch geteld kan worden; en het zal geschieden dat ter plaatse, waar tot hen gezegd zal zijn: Gijlieden zijt Mijn volk niet; tot hen gezegd zal worden: Gij zijt kinderen des levenden Gods. Hos 1:11  En de kinderen van Juda, en de kinderen Israëls zullen samenvergaderd worden, en zich een enig hoofd stellen, en uit het land optrekken; want de dag van Jizreël zal groot zijn.'' (SV)
 
'''De niet-geliefde geliefde.''' Dit heeft betrekking op Joden (26, 27).
 
''Hos 2:23  (2-22) En Ik zal ze Mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-ruchama; en Ik zal zeggen tot Lo-ammi: Gij zijt Mijn volk; en dat zal zeggen: O, mijn God!'' (SV)
 
De oude Joodse vertaling in het Grieks ([[Septuagint]]) heeft: "Ik zal haar liefhebben die niet-geliefd werd". Paulus verwijst naar dit woord naar deze vertaling.
 
== 26 ==
Ro 9:26  ‘En het zal zijn op de plaats waar tot hen gezegd werd: U bent mijn volk niet, daar zullen zij zonen van de levende God worden genoemd’. (Telos)
'''De plaats waar tot hen gezegd werd.''' Dat is Hos. 1:10.
 
'''Zullen zij zonen van de levende God worden genoemd.''' Dit duidt op de Joden, die geroepen zijn (24, 27).
 
== 29 ==