Naar inhoud springen

Gideon: verschil tussen versies

23 bytes toegevoegd ,  3 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
'''Naam.''' De eigennaam Gideon betekent ‘houwer’ of ‘hakker’<ref>Aldus ''Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen.'' Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige ''Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon'' van Larry Pierce.  </ref>,  vandaar, volgens Van Ronkel (1835) ‘boomhouwer’ of ‘machtige strijder’, van het werkwoord ''Gadoa'', ‘afsnijden, afhouwen’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld''. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Gidön. </ref>. De eigennaam komt 39 maal voor in het Oude Testament en 1 keer in het Nieuwe Testament. In de Griekse grondtekst van Hebreeën 11:32 luidt zijn naam ''Gedeon'' (Gr. γεδεων).
 
'''Afkomst.''' Gideon was een zoon van Joas, van het geslacht van Abiëzer (Richt. 6:11), van de stam van Manasse. Hij was dus een nakomeling van Jozef, de vader van Manasse. Maar zijn geslacht was naar zijn zeggen het armste in Manasse en hij was de minste in het huis van zijn vader Joas, Richt. 6:15.
 
{{Gideon stamboom}}
 
Maar zijn geslacht was naar zijn zeggen het armste in Manasse en hij was de minste in het huis van zijn vader Joas, Richt. 6:15.
 
== Roeping ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.