Romeinen 11: verschil tussen versies

135 bytes toegevoegd ,  1 maand geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(3 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 9:
== 7 ==
Ro 11:7 Wat dan? Wat Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen, maar de uitverkorenen hebben het verkregen; en de overigen zijn verhard, (Telos)
'''Wat Israël zoekt.''' Gerechtigheid (uit werken) en een wet van gerechtigheid (9:31). <blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Romeinen |Hoofdstuk=9|VersNummerVanaf_vers=30|Tot_vers=32}}{{Romeinen 9:31}}{{Romeinen 9:23}} </blockquote>'''De uitverkorenen.''' De Israëlieten - een overblijfsel - die wél in Jezus hebben geloofd.
 
'''De overigen.''' De ongelovigen van het volk Israël.
Regel 16:
 
== 8 ==
Rom 11:8 zoals geschreven staat: ‘''God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap, ogen om niet te zien en oren om niet te horen, tot op de dag van heden’''.` <noinclude>(CP<ref name=":1">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Telos-vertaling. </ref>)
'''Zoals geschreven staat.''' Dit lijkt op een aanhaling uit:<blockquote>''Jes 29:10 Want de HEERE heeft over ulieden uitgegoten een geest des diepen slaaps, en Hij heeft uw ogen toegesloten; de profeten, en uw hoofden, [en] de zieners heeft Hij verblind. Jes 29:11 Daarom is ulieden alle gezicht geworden als de woorden van een verzegeld boek, hetwelk men geeft aan een, die lezen kan, zeggende: Lees toch dit; en hij zegt: Ik kan niet, want het is verzegeld.'' (SV)</blockquote>Vgl:<blockquote>''Jes 6:10 Maak het hart dezes volks vet, en maak hun oren zwaar, en sluit hun ogen, opdat het niet zie met zijn ogen, noch met zijn oren hore, noch met zijn hart versta, noch zich bekere, en Hij het geneze. (SV)''</blockquote>En:<blockquote>''De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag.'' (SV)</blockquote>Let eens op de context van het vers uit Deut.:<blockquote>''De 29:2 En Mozes riep gans Israël, en zeide tot hen: Gij hebt gezien al wat de HEERE in Egypteland voor uw ogen gedaan heeft, aan Farao, en aan al zijn knechten, en aan zijn land; De 29:3 De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, diezelve tekenen en grote wonderen. De 29:4 Maar de HEERE heeft ulieden niet gegeven een hart om te verstaan, noch ogen om te zien, noch oren om te horen, tot op dezen dag. De 29:5 En Ik heb ulieden veertig jaren doen wandelen in de woestijn; uw klederen zijn aan u niet verouderd, en uw schoen is niet verouderd aan uw voet. De 29:6 Brood hebt gij niet gegeten, en wijn en sterken drank hebt gij niet gedronken; opdat gij wistet, dat Ik de HEERE, uw God, ben.'' (SV)</blockquote>'Die tekenen en grote wonderen' (Deut. 29:3). De Heer Jezus had ook wonderen en tekenen gedaan. Desondanks wekten dezen geen geloof, zie Joh 12:37-41. Overeenkomstige woorden van Paulus elders: Hand 28-25-29.
 
== 9 ==
Ro 11:9 En David zegt: ‘Laat hun tafel hun tot een strik, tot een vangnet, tot een aanleiding tot vallen en tot een vergelding worden; <noinclude>(Telos)
'''En David zegt.''' Ps. 69: 23-24 bevat een vloek van David over zijn vijanden.
 
Regel 30:
 
== 10 ==
Romeinen 11:10  laten hun ogen verduisterd worden om niet te zien en laat hun rug voor altijd krom zijn’. <noinclude>(CP<ref name=":1" />)
'''Om niet te zien.''' Zie vs. 8.
 
Regel 70:
 
== 16 ==
Ro 11:16 Immers, als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg; als de wortel heilig is, dan ook de takken. <noinclude>(Telos)
'''De eerstelingen.''' In het Grieks een enkelvoud, daarom kan het ook in het enkelvoud als vertaald worden: 'eerstelingsgarve', 'eerstelingsgraan' (NaB). Het gaat om een bos korenaren.
 
Regel 103:
'''Totdat.''' De verharding van Israël is ''tijdelijk,'' zal eens eindigen''.''
 
'''De volheid van de volken is ingegaan.''' Er is een volheid die bij de opneming van de gemeente ingaat en een andere volheid, een ontelbare menigte die, naar het schijnt, door dienst van 144.000 Israëlieten, volgelingen van het Lam, ingaat. Van die tweede volheid spreekt:<blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Openbaring |Hoofdstuk=7|VersNummerVanaf_vers=9|Tot_vers=9}}(...) {{BV|Bijbelboek=Openbaring |Hoofdstuk=7:|Vanaf_vers=14|Tot_vers=14}}</blockquote>Vergelijk:<blockquote>''Lu 14:23  En de heer zei tot de slaaf: Ga naar buiten naar de wegen en heggen en dwing ze binnen te komen, <u>opdat mijn huis vol wordt</u>;'' (Telos)</blockquote><blockquote>''Mt 22:10 En die slaven gingen naar buiten naar de wegen en brachten allen samen die zij vonden, zowel bozen als goeden; en de bruiloft <u>werd vol</u> met hen die aanlagen. (TELOS)''</blockquote><blockquote>''Joh 14:2  In het huis van mijn Vader zijn <u>vele woningen</u>; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden.'' (Telos)</blockquote>
 
== 26 ==
Romeinen 11:26  en zó zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat: ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal [de] goddeloosheden van Jakob afwenden. <noinclude>(CP<ref name=":1" />)
'''Zó zal heen Israël behouden worden.''' Gr. ουτως = op deze manier, aldus. NBG51-vertaling: 'Aldus'. De wijze waarop is deze: de volheid van de volken gaat in, terwijl Israël nog verhard is, maar dan komt de Redder, de Messias, die Israël zal reinigen en behouden. Israël wordt behouden door de Messias, een man uit hun eigen volk! De Israëlieten zullen "barmhartigheid verkrijgen" (31).
 
'''De Redder.''' Onze geliefde Heiland, die Zijn oude verbondsvolk niet vergeet, niet heeft verstoten, ofschoon Hijzelf verstoten is door een groot deel van Israël.
 
'''Zoals geschreven staat: ‘Uit Sion zal de Redder komen; Hij zal [de] goddeloosheden van Jakob afwenden.''' <blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Jesaja |Hoofdstuk=59|VersNummerVanaf_vers=20|Tot_vers=20}}</blockquote>De omliggende tekst van Jesaja gaat over Israëls herstel.
 
In de [[Alexandrijnse vertaling]] (LXX) van Jes. 59:20: καὶ ἥξει ἕνεκεν Σιων ὁ ῥυόμενος καὶ ἀποστρέψει ἀσεβείας ἀπὸ Ιακωβ = ''en zal komen ter wille van Sion de Redder en hij zal afwenden goddeloosheid van Jakob.''
 
Vergelijk ook:<blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Psalm |Hoofdstuk=14|VersNummerVanaf_vers=7|Tot_vers=7}}</blockquote>
 
==27==
Regel 132:
== 29 ==
Romeinen 11:29  Want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk. (Telos)
'''Genadegaven.''' Te weten:<blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Romeinen |Hoofdstuk=9|VersNummerVanaf_vers=4}}{{Romeinen 9:|Tot_vers=5}}</blockquote>'''De roeping van God.''' Abraham was door God geroepen.
 
== 32 ==
Regel 140:
== 35 ==
Romeinen 11:35  Of wie heeft Hem eerst gegeven, en het zal hem vergolden worden? (Telos)
'''Wie heeft Hem eerst gegeven.''' Niemand, want alles is uit en door God (vs. 36). Wat we Hem geven, bijvoorbeeld ons lichaam, hebben wij eerder van Hem ontvangen. <blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=1 Korinthiërs |Hoofdstuk=13|VersNummerVanaf_vers=3|Tot_vers=3}}</blockquote><blockquote>{{BijbelversBVH|HoofdstukNaamBijbelboek=Romeinen |Hoofdstuk=12|VersNummerVanaf_vers=1|Tot_vers=1}}</blockquote>
 
== 36 ==
Regel 152:
De vorige hoofdstukken gaan erover dat, ofschoon Israël door God uitverkoren is, het niet in Christus heeft geloofd en niet tot de gerechtigheid van God komt. De volken, die (voor zover ze) wel geloven, komen wel tot de gerechtigheid en worden Gods volk en Gods geliefde. De gelovigen uit de heidenen komen ''in de plaats van'' de Joden.
 
In hfst 11 behandelt Paulus een aantal vragen in verband met de toestand en toekomst van IsraelIsraël.
 
'''Vraag 1.''' Als de gelovigen uit de volken ''in de plaats komen'' van Israël als volk van God, rijst vanzelf de vraag: “Heeft God zijn volk verstoten?” Kort en krachtig is het antwoord: “Volstrekt niet?” (11:1) Waaruit blijkt dat? Dat blijkt daaruit dat hij de Jood Paulus niet heeft verstoten maar deze heeft aangenomen. De Israëliet Paulus gelooft, en ook andere IsraelietenIsraëlieten. Ze vormen samen een gelovig overblijfsel.
 
Een vergelijkbare toestand was in de dagen van Elia. Het volk was afgeweken, maar er waren getrouwen. Er was ook toen een gelovig overblijfsel, 7000 mensen in getal. Hen had God zich “doen overblijven.” Dat vertegenwoordigde het volk. Een historisch bewijs dat God ook nu zijn volk niet laat vallen.
Regel 164:
'''Vraag 2.''' “Wat dan?” (11:7) Een soort conclusie, samenvatting. Israël (als geheel) heeft de gerechtigheid waarnaar het zocht niet verkregen. Een overblijfsel heeft het verkregen, en de overigen zijn verhard. Geestelijk slapen ze (11:8).
 
'''Vraag 3.''' “Is Israël gestruikeld, opdat ze zouden vallen?” Was het Gods bedoeling dat ze zouden vallen? Antwoord: Neen! Het doel was niet hun val, maar (1) de (mogelijkheid tot) behoudenis (11:11) en rijkdom (11:12) der volken, de verzoening van [de] wereld (11:15); (2) en dit moet leiden tot het behoud van IsraelIsraël, te beginnen met de jaloersheid van Israël. Het doel was niet dat de takken van de olijfboom zouden worden afgebroken, maar dat niet-Joden zouden worden geentgeënt (11:20).
 
''Val Israël → rijkdom volken → jaloersheid Israël → herstel Israël.''