Tarwe
Tarwe (Eng. wheat, Du. Weizen) is voor de mens een van de belangrijkste soorten graan. De meeste broden die wij eten worden van tarwe gemaakt. Tarwe was oudtijds een van de voornaamste graansoorten, die de Israëlieten verbouwden. Van tarwe werden koeken en het gewone brood gebakken (Ex. 29:2); alleen de onbemiddelden atengerstebrood. Ook at men geroosterde korrels (Lev. 23:14).
De tarweoogst bij de Israëlieten viel ongeveer 8-14 dagen later in dan de gersteoogst, in de droge tijd van het einde van april tot het begin van juni; beide dienen in de H. Schrift herhaaldelijk om het jaargetijde aan te duiden (Gen. 30:14; Richt. 15:1; 1 Sam. 12:17v.).
Terwe
De terwe ziet er zuiver uit, Guido Gezelle[1] |
x
De Heer Jezus heeft gezegd, op Zichzelf doelend:
Joh 12:24 Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft zij alleen; maar als zij sterft, draagt zij veel vrucht. (TELOS)
Hij is de Spruit van Jahweh, 'de vrucht der aarde'.
Jes 4:2 Op die dag zal de SPRUIT van de HEERE tot een heerlijk sieraad {letterlijk: tot sieraad en tot heerlijkheid} zijn, en de vrucht van de aarde tot trots en luister voor hen in Israël die ontkomen zijn. (HSV)
Bronnen
In de eerste versie van dit artikel, 20 juli 2013, is tekst verwerkt uit: Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften (Utrecht: Kemink & Zoon, z.j.) s.v. Tarwe.
Voetnoot
- ↑ Uit: Guido Gezelle, Dichtwerken deel 1 en 2 (ed. Frank Baur). Veen, Amsterdam 1949 (derde druk).