Vervolging van christenen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 54: Regel 54:


=== Derde vervolging, onder Trajanus (98 — 117) ===
=== Derde vervolging, onder Trajanus (98 — 117) ===
De derde vervolging tegen de Christenen is begonnen op bevel van Trajanus, Romeins keizer 98 - 117 n.C. Hij was opgehitst door Mamertinus, stadhouder te Rome, en Tarquinus, overste van de heidense afgoderijen. De afgodendienaars brachten ook geld op, en gaven schatting om de Christenen te vervolgen en uit te roeien, alles onder het voorwendsel, dat de christenen onwillig waren om de goden te aanbidden en met offeranden te vereren, en dat zij vijanden van hen en van de Romeinse republiek waren. Onder de regering van Trajanus moesten christenen Christus vervloeken om verder te mogen leven. Trajanus liet christenen niet opsporen, en iemand mocht niet anoniem een christen opgeven. Toch zijn er vele christenen onder deze Romeinse keizer vermoord. Onder de martelaren in deze tijd zijn de voornaamste: [[Simeon van Jeruzalem|Simeon]], opziener van de gemeente van Christus te Jeruzalem (marteldood in het jaar 109 n.C.), en Ignatius, opziener van de gemeente van de Heer te Antiochië. 
De derde vervolging had plaats onder keizer Trajanus (keizer 98 - 117 n.C.) De vervolging begon op zijn bevel. Hij was opgehitst door Mamertinus, stadhouder te Rome, en Tarquinus, overste van de heidense afgoderijen. De afgodendienaars brachten ook geld op, en gaven schatting om de Christenen te vervolgen en uit te roeien, alles onder het voorwendsel, dat de christenen onwillig waren om de goden te aanbidden en met offeranden te vereren, en dat zij vijanden van hen en van de Romeinse republiek waren. Onder de regering van Trajanus moesten christenen Christus vervloeken om verder te mogen leven.

Omstreeks het jaar 112 vroeg Plinius, stadhouder van [[Bithynië]], de keizer om raad. Deze antwoordde, dat Plinius goed gehandeld had met allen gevangen te nemen en terecht te stellen, die het christendom standvastig bleven belijden.

Hij verbood opsporingen van de christenen. Ook wees hij een niet ondertekende (anonieme) beschuldiging af; niemand mocht anoniem een christen aangeven. Wettig aangebrachten liet hij straffen, als ze bleven weigeren het christendom te verloochen en de goden te vereren (edikt van 112). De christenen werden dus niet aangeklaagd en gestraft als schuldig aan eenheid misdrijf, doch enkel en alleen omdat ze christenen waren, die hun geloof en hun Heer trouw bleven. Daardoor zijn er vele christenen onder deze Romeinse keizer vermoord.

Onder de beroemdsten, welke als offers vielen, behoorde: [[Simeon van Jeruzalem|Simeon]], opziener van de gemeente van Christus te Jeruzalem (marteldood in het jaar 109 n.C.), en Ignatius, opziener van de gemeente van de Heer te Antiochië. 


=== Vijfde vervolging ===
=== Vijfde vervolging ===