Zerubbabel: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
 
(4 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 3:
De eigennaam ‘Zerubbabel’ komt 21x in het Oude Testament voor, is wellicht samengetrokken uit ‘Zerua-Babel’ en betekent ‘gezaaid in Babylon’<ref>Aldus ''Hebreeuws-Nederlands Lexicon'', onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.</ref>, ‘in Babel voortgebracht’, geboren’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld''. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Zerubbabel. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.</ref>, van het werkwoord ''Zaroa'' = zaaien, voortbrengen. In het Hebreeuws ligt de klemtoon op de laatste lettergreep: Zerubbabel.
 
{| class="wikitable" style="float:right; width: 100px; margin-left: 20px;"
Hij was de zoon van Seálthiël (Neh. 12:1; Hag. 1:14; 2;2), de zoon van Assir (1 Kron. 3:17), de zoon van koning Jójachin. Zerubbabel was derhalve een achterkleinkind van koning Jojachin van Juda en daarmee een afstammeling van David. Hij heette wegens zijn koninklijke afkomst ‘vorst van Juda’ (Hag. 1:14, 2:2, 22).
|-
! Geslachtslijn
|-
| style="padding: 15px;"|{{Stamboom Zerubbabel}}
|}
 
Hij was de zoon van Pedaja en waarschijnlijk op grond van leviraats- en erfrecht de zoon van de Seálthiël (Neh. 12:1; Hag. 1:14; 2;2), de zoon van Assir (1 Kron. 3:17), de zoon van koning Jechonia. Sealthiël stierf waarschijnlijk zonder mannelijke nakomelingen, met achterlating van zijn vrouw als weduwe. Na Sealthiël’s dood had zijn broeder Pedaja de leviraatsplicht vervuld en in de echt met zijn schoonzuster Zerubbabel verwekt. Volgens het erfrecht gold Zerubbabel als zoon van Sealthiël en plantte als hij diens erfgenaam diens geslacht voort. Volgens dit erfrecht is in de Schriftplaatsen bij Haggaï en Ezra, zowel als in het geslachtregister bij Mattheüs Zerubbabel als zoon van Sealthiël genoemd<ref>Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting)'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op 1 Kron. 3:17 door Keil. Tekst hiervan is verwerkt.</ref>.
 
HijZerubbabel waskreeg deacht zoonkinderen: vanzeven Seálthiëlzonen (Neh.en 12:1;een Hagdochter. 1<blockquote>''1Kr 3:14;19 2;2),De dezonen zoonvan Pedaja waren Zerubbabel en Simeï. De zonen van AssirZerubbabel (1waren KronMesullam en Hananja, en Selomith was hun zuster. 1Kr 3:17)20 En vervolgens Hasuba, deOhel, zoonBerechja, vanHasadja, koningJusabhesed, Jójachinvijf zonen. (HSV)''</blockquote>Zerubbabel was derhalve een achterkleinkind van koning JojachinJechonia van Juda en daarmee een afstammeling van David. Hij heette wegens zijn koninklijke afkomst ‘vorst van Juda’ (Hag. 1:14, 2:2, 22).
 
Hij begeleidde als landvoogd van de Perzische koning [[Kores]] of Cyrus in het jaar 538 vóór Chr. de terugkerende Joodse ballingen naar hun vaderland.