Bijbel:Genesis 1: verschil tussen versies

4.002 bytes toegevoegd ,  14 dagen geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
 
(11 tussenliggende versies door dezelfde gebruiker niet weergegeven)
Regel 1:
{{BijbelboekenTabs}}
<section begin=1 /><sup>1</sup> In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. <section end=1 />
 
<section begin=2 /><sup>2</sup> De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. <section end=2 />
<section begin=31 /><sup>31</sup> EnIn Godhet zei:begin Daarschiep zijGOD licht!de hemelen en daarde werd lichtaarde. <section end="3"1 /><noinclude>
 
<section begin=4 /><sup>4</sup> En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. <section end="4" />
</noinclude><section begin=52 /><sup>52</sup> EnDe Godaarde noemdenu hetwas lichtwoest en dagleeg, en de duisternis noemde[was] Hijop nacht.het Toenaangezicht wasvan hetde avond geweest,[water]diepte; en hetde wasGeest morgenvan geweest,God dagzweefde op de éénwateren. <section end=52 /><noinclude>
 
'''Eerste dag'''
 
</noinclude><section begin=13 /><sup>13</sup> InEn hetGod beginzei: schiepDaar GODzij de hemelenlicht! en dedaar werd aardelicht. <section end=1"3" /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=4 /><sup>4</sup> En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. <section end="4" /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=5 /><sup>5</sup> En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. <section end=5 /><noinclude>
 
'''Tweede dag'''
 
</noinclude><section begin=6 /><sup>6</sup> En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! <section end=6 /><noinclude>
 
<section begin=7 /><sup>7</sup> En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. <section end="7" />
</noinclude><section begin=87 /><sup>87</sup> En God noemdemaakte hetdat uitspansel, hemelen.en Toenmaakte wasscheiding tussen de wateren, die onder het avonduitspansel geweest[zijn], en tussen de wateren, die boven het wasuitspansel morgen[zijn]. geweest,En dehet tweedewas dagzo. <section end="87">< /section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=8 /><sup>8</sup> En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag. <section end="8"></section><noinclude>
 
'''Derde dag'''
 
</noinclude><span id="9"></span><section begin="9" /><sup>9</sup> En God zei: Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was al. <section end="9"></section><noinclude>
</noinclude>
 
<section begin="9" /><sup>9</sup> En God zei: Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was al. <section end="9"></section>
</noinclude><section begin="10" /><sup>10</sup> En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed [was]. <section end="10"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin="11" /><sup>11</sup> En God zei: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. <section end="11"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=12 /><sup>12</sup> En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiend naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was]. <section end="12"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=13 /><sup>13</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. <section end="13"></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=14 /><sup>14</sup> En God zei: Dat er lichten zijn in het gewelf van de hemel, om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! <section end=14></section><noinclude>
 
</noinclude><section begin=15 /><sup>15</sup> En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde! En het was zo. <section end=15 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=16 /><sup>16</sup> God dan maakte die twee grote lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. <section end=16 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=17 /><sup>17</sup> En God stelde ze in het uitspansel van de hemel, om licht te geven op de aarde. <section end=17 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=18 /><sup>18</sup> En om te heersen op de dag, en in de nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag, dat het goed [was]. <section end=18 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=19 /><sup>19</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag. <section end=19 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=20 /><sup>20</sup> En God zei: Dat de wateren overvloedig voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven de aarde, in het uitspansel van de hemel! <section end=20 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=21 /><sup>21</sup> En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende ziel, welke de wateren overvloedig voortbrachten, naar hun aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. <section end=21 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=22 /><sup>22</sup> En God zegende ze, zeggende: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult de wateren in de zeeën; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! <section end=22 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=23 /><sup>23</sup> Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag. <section end=23 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=24 /><sup>24</sup> En God zei: De aarde brenge levende zielen voort, naar hun aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was zo. <section end=24 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin=25 /><sup>25</sup> En God maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte van de aardbodem naar zijn aard. En God zag dat het goed [was]. <section end=25 /><noinclude>
 
</noinclude><section begin="10" 26/><sup>1026</sup> En God noemdezei: hetLaat drogeOns aardemensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vergaderingvissen der zee, en over het gevogelte van de waterenhemel, noemdeen Hijover zeeën;het vee, en Godover zagde gehele aarde, daten over al het goedkruipend gedierte, dat op de aarde [was]kruipt. <section end="10"26/></sectionnoinclude>
 
</noinclude><section begin="11"27 /><sup>1127</sup> En God zei: Datschiep de aardemens uitschietenaar grasscheutjes,Zijn kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vruchtbeeld; naar zijnhet aard,beeld welksvan zaadGod daarinschiep zijHij ophem; deman aarde!en Envrouw hetschiep wasHij alzoze. <section end="11"27 /></sectionnoinclude>
 
</noinclude><section begin=1228 /><sup>1228</sup> En deGod aardezegende hen, en God zei tot brachthen: voortWeest grasscheutjesvruchtbaar, kruiden zaadzaaiendevermenigvuldigt, naaren zijnvervult aardde aarde, en vruchtdragendonderwerpt geboomtehaar, welksen hebt heerschappij over de zaadvissen daarinder waszee, naaren zijnover aard.het Engevogelte Godvan zagde hemel, daten over al het goedgedierte, dat op de aarde kruipt! [was].<section end="12"28 /></sectionnoinclude>
 
</noinclude><section begin=1329 /><sup>1329</sup> ToenEn wasGod het avondzei: geweestZiet, enIk heb ulieden al het waszaadzaaiende morgenkruid geweestgegeven, dat op de derdehele dag.aarde is, en alle geboomte, waarin zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u tot voedsel! <section end="13"29 /></sectionnoinclude>
 
</noinclude><section begin=1430 /><sup>1430</sup> EnMaar Godaan zeide:al Dathet ergedierte lichtender aarde, en zijnaan inal het gewelfgevogelte desvan hemelsde hemel, omen scheidingaan teal makenhet tussenkruipende dengedierte dagop ende tussenaarde, denwaarin nacht;een enlevende datziel zij[is, zijnheb totIk] tekenenal enhet totgroene gezettekruid tijden,tot envoedsel tot[gegeven]. dagenEn enhet jaren!was zo. <section end=1430 /></sectionnoinclude>