Asa
Asa is in de Bijbel de naam van een koning van Juda en van een Leviet.
De eerstgenoemde Asa was de zoon en opvolger van koning Abia van Juda. De moeder van Asa was Maächa, een dochter van Abisalom (1 Kon. 15:10).
Asa werd koning over Juda in het 20e regeringsjaar van Jerobeam I (1 Kon. 15:9). Asa regeerde 41 jaren te Jeruzalem (1 Kon. 15:10), van 912-870 v. Chr.[1].
Sjabloon:Tijdbalk Israël 950-850 v.C.
Asa is gunstig bekend door zijn afkeer van de afgoderij, die in hem een ijverige bestrijder vond. Hij zette zelfs zijn moeder Maächa als koningin af, omdat zij een afgrijselijke afgod gemaakt had (1 Kon. 15:13).
Ook zorgde hij voor de versterking van het tweestammenrijk door het bouwen van vestingen en het verslaan van de Ethiopiërs.
Gedurende zijn regering was er oorlog met Baësa, de koning van Israël. In een oorlog met Baësa zocht hij tegen Gods wil hulp bij Benhadad I, de koning van Syrië, waartegen de profeet Hanani hem te vergeefs waarschuwde.
Het volk eerde en beminde hem.
Hij stierf circa 870 v.C. en werd opgevolgd door zijn zoon Josafat, die zijn vrouw Azuba hem geschonken had.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Asa' is op 9 juli 2017 verwerkt.
Voetnoot
- ↑ Volgens een tijdbalk van de Stichting De Oude Wereld (opgegaan in het Logos Instituut) Een datering 956 - 915 v. C. heeft P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866.