Hooglied/Hoofdstuk 1

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 28 apr 2019 om 08:28 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{Commentaar hoofdstuk}} === Samenvatting === Auteur (vs 1). Verlangen van de bruid om door haar liefhebber gekust te worden (vs 2). De bruid spreekt tot de koning...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Hooglied > Hoofdstuk 1
Oude Testament: Ge · Ex · Le · De · Joz · Ri · Ru · 1Sa · 2Sa · 1Ko · 2Ko · 1Kr · 2Kr · Ezr · Ne · Est · Job · Ps · Sp · Pr · Hgl · Jes · Jer · Kla · Eze · Da · Hos · Joë · Am · Ob · Jon · Mi · Na · Hab · Zef · Hag · Za · Mal.
Nieuwe Testament: Mt · Mr · Lk · Jh · Hn · Rm · 1Ko · 2Ko · Gl · Ef · Fp · Col · 1Th · 2Th · 1Tm · 2Tm · Tit · Fm · Hb · Jk · 1Pe · 2Pe · 1Jh · 2Jh · 3Jh · Jd · Opb.

Hooglied:


Hoofdstuk 1 wordt hieronder samengevat en/of een of meer passages worden becommentarieerd.

Samenvatting

Auteur (vs 1). Verlangen van de bruid om door haar liefhebber gekust te worden (vs 2). De bruid spreekt tot de koning (vs 3-4) van zijn welriekende olie en verlangt getrokken te worden. Ze is gebracht in zijn binnenkamers. Bruid tot de dochters van Jeruzalem (5-6): ze is donker door de zon, bestraft en onttrouw. Sulamith vraagt de herder (koning) (7v) waar hij weidt, omdat ze bij hem wil zijn. De herder antwoordt (vs 8v). De bruid spreekt (12v) van haar en zijn geur en zijn vrucht. De bruidegom antwoordt (15v) en roemt haar schoonheid. Haar ogen zijn gelijk duivenogen. De bruid reageert (16v)

Hoog. 1:2

Hoo 1:2  Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. (SV)

Hij … uw. De maagd spreekt over hem en vervolgens tot Hem.

Kussen … liefde.  Het boek dat geschreven is door Salomo begint met de uitdrukking van het verlangen van de bruid naar de bruidegom. Het verlangen is intiem: Hij kusse mij! De reden waarom zij wenst door de koning gekust te worden is diens uitnemende liefde.

Uw uitnemende liefde is beter dan wijn. Wordt ook met ere vermeld in vers 4. Wijn is een beeld van vreugde en genieting. Aardse vreugde. Des konings liefde is beter dan wijn.

Hoogl. 1:3

Hoo 1:3 Uw olien zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief. (SV)

Uw oliën … uw naam is een olie. De geur die de koning verspreid is goed … of bedoelt de bruid de oliën die aan het hof gebruikt worden? De bruidegom heeft een heerlijke geur, maar ook zijn naam is heerlijk. Zijn naam is een welriekende olie. Dus het fysieke en het geestelijk-zedelijke zijn allebei aangenaam.

De Heer Jezus is de Christus, de Gezalfde. Profeten, koningen en priesters werden in het oude Israël gewijd door zalving met olie. Jezus is gezalfd met Heilige Geest, en ook wij, gelovigen, hebben de zalving (1 Joh. 2:20, 27).

2Co 2:14  En God zij dank, die ons altijd in triomf omvoert in Christus en de reuk van zijn kennis door ons openbaar maakt op elke plaats. 2Co 2:15  Want wij zijn voor God een welriekende reuk van Christus in hen die behouden worden en in hen die verloren gaan; 2Co 2:16  voor de laatsten wel een reuk uit de dood tot de dood, maar voor de eersten een reuk uit het leven tot het leven. -En wie is tot deze dingen bekwaam? (Telos)

Daarom hebben U de maagden lief. Vergelijk vers: “de oprechten hebben U lief”. De maagden hebben hem lief om zijn heerlijke Naam en welriekende oliën.

Opmerkelijk is dat de bruid de maagden erbij haalt. Zij is één van hen. De liefde van één persoon en de liefde van de maagden komen naar voren. Mogen we zeggen: de liefde van de ene bruid en de liefde van de afzonderlijke maagden horen bij elkaar. Zij vormen twee aspecten van de liefde van de bruid van Christus. De gemeente heeft Hem lief (collectief) en de afzonderlijke gelovigen hebben Hem lief (individueel).

Hoogl.1:4

Hoo 1:4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief. (SV)

Mij … wij. Vergelijk in vers 3 het meervoud “de maagden”. Opmerkelijk is wederom de nauwe verbinding tussen ‘ik’ en ‘wij’. Persoonlijk en gemeenschappelijk. De gemeente van Christus is een collectief, maar de leden hebben ook een persoonlijke verhouding met Christus. De bruid weet zich één met de maagden.

Trek mij, wij zullen U nalopen! De bruid heeft behoefte door de koning getrokken te worden. Uit zichzelf loopt ze Hem niet na. Eveneens zal de Heer Jezus ons moeten trekken tot navolging.

In Openbaring worden de 144.000 als het ware getrokken en verzegeld uit alle stammen van Israël. Vervolgens volgen zij het Lam waar het ook gaat.

Opb 14:4  Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam.

De Koning … Zij spreekt over ‘de Koning’ tot anderen. Zij noemt hem ‘de koning’, lijkt het, tegenover anderen.

… heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren. De binnenkamer is de plaats van vertrouwelijke omgang, buiten het gezicht van de omgeving.

Mt 6:6  Maar u, wanneer u bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bid tot uw Vader die in het verborgen is; en uw Vader die in het verborgen kijkt, zal het u vergelden.

De Heer Jezus trekt ons het liefst de hemel in: de opname van de gemeente, daarnaar ziet Hij uit. Hij wil haar dicht bij Zich hebben. Christus zal ons tot zich nemen en ons brengen in het huis van Zijn vader, waarin “zijn vele woningen” (Joh. 14). Dat zal een plaats van vreugde zijn (“wij zullen ons verheugen en in U verblijden”).

Uw uitnemende liefde. Wederom wordt de uitnemende liefde van de koning genoemd (vgl. vers 1). Deze liefde zal vermeld worden. Na de opname van de gemeente zal Gods uitnemende liefde in Christus vermeld worden. Ten tweeden male wordt gezegd dat die liefde beter is dan de wijn.

De oprechten hebben u lief. Vergelijk: “daarom hebben U de maagden lief.” (vers 3).

De oprechten hebben de koning lief. Of, zoals anderen vertalen: terecht (met recht) hebben zij u lief, of : oprecht hebben zij u lief. Het Hebreeuws heeft de rechtheden, of richtigheden; dat is, zeggen de Kanttekenaren, “degenen die met oprechtheid begaafd zijn, die (Hoogl. 1:3) maagden genoemd worden, die namelijk in wie geen bedrog woont”. Vergelijk wat gezegd wordt van de 144.000:

Opb 14:4  Dezen zijn het die zich niet met vrouwen hebben bevlekt, want zij zijn maagdelijk. Dezen zijn het die het Lam volgen waar het ook heengaat. Dezen zijn uit de mensen gekocht als eerstelingen voor God en het Lam. Opb 14:5  En in hun mond is geen leugen gevonden, want zij zijn onberispelijk. (Telos)