Bijbel:Lukas 2

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 8 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 3
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Lukas 2: 1 Het gebeurde nu in die dagen dat er een bevel uitging van keizer Augustus dat het hele aardrijk moest worden ingeschreven.

2 (Deze inschrijving vond voor het eerst plaats toen Quirinius stadhouder over Syrie was.)

3 En allen gingen om zich te laten inschrijven, ieder naar zijn eigen stad.

4 Jozef nu ging ook op van Galilea uit de stad Nazareth naar Judea, naar de stad van David die Bethlehem heet, omdat hij uit het huis en de familie van David was,

5 om zich te laten inschrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, die zwanger was.

6 Het gebeurde nu toen zij daar waren, dat de dagen vervuld werden dat zij zou baren,

7 en zij baarde haar eerstgeboren Zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem neer in een kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg.

8 En er waren herders in diezelfde landstreek, die ‘s nachts in het open veld de wacht hielden over hun kudde.

9 En zie, een engel van de Heer stond bij hen en de heerlijkheid van de Heer omscheen hen, en zij werden buitengewoon bang.

10 En de engel zei tot hen: Weest niet bang, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die voor het hele volk zal zijn;

11 want u is heden een Heiland geboren, die Christus de Heer is, in de stad van David.

12 En dit zal voor u het teken zijn: u zult een kindje vinden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe.

13 En plotseling was er met de engel een menigte van een hemelse legermacht, die God prees en zei:

14 Heerlijkheid zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in mensen van zijn welbehagen.

15 En het gebeurde, toen de engelen van hen waren weggegaan naar de hemel, dat de herders tot elkaar spraken: Laten wij toch naar Bethlehem gaan en deze zaak zien die er is gebeurd, die de Heer ons heeft bekend gemaakt.

16 En zij kwamen haastig en vonden Maria en Jozef, en het kindje, liggend in de kribbe.

17 Toen zij het nu hadden gezien, maakten zij het woord bekend dat hun over dit kind gesproken was.

18 En allen die het hoorden, verwonderden zich over de dingen waarover door de herders tot hen werd gesproken.

19 Maria echter bewaarde al deze dingen en overwoog ze in haar hart.

20 En de herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en prezen om alles wat zij gehoord en gezien hadden, zoals tot hen gesproken was.

21 En toen acht dagen waren vervuld om Hem te besnijden, ontving Hij de naam Jezus, die door de engel was genoemd voordat Hij in de moederschoot was ontvangen.

22 En toen de dagen van hun reiniging naar de wet van Mozes waren vervuld, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem aan de Heer voor te stellen

23 (zoals geschreven staat in de wet van de Heer: ‘Alles wat mannelijk is, dat de moederschoot opent, zal de Heer heilig worden genoemd’),

24 en om een offer te brengen volgens wat in de wet van de Heer gezegd is: een paar tortelduiven of twee jonge duiven.

25 En zie, er was een man in Jeruzalem wiens naam was Simeon, en deze man was rechtvaardig en godvrezend en verwachtte de vertroosting van Israel, en de Heilige Geest was op hem.

26 En hij had een Goddelijke aanwijzing ontvangen door de Heilige Geest, dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Christus van de Heer had gezien.

27 En hij kwam door de Geest in de tempel. En toen de ouders het kind Jezus binnenbrachten om volgens de gewoonte van de wet met Hem te doen,

28 nam hij het in zijn armen en hij loofde God en zei:

29 Nu laat U, Heer, uw slaaf in vrede heengaan naar uw woord,

30 want mijn ogen hebben uw behoudenis gezien,

31 die U bereid hebt voor het aangezicht van alle volken:

32 een licht tot openbaring voor de naties en tot heerlijkheid voor uw volk Israel.

33 En zijn vader en moeder verwonderden zich over wat over Hem gesproken werd.

34 En Simeon zegende hen en zei tot zijn moeder Maria: Zie, Deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israel en tot een teken dat weersproken wordt

35 (en ook door uw eigen ziel zal een zwaard gaan), opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

36 En er was een profetes, Anna, een dochter van Fanuel, uit de stam van Aser; deze was op zeer hoge leeftijd gekomen, nadat zij na haar maagdelijke staat zeven jaar met haar man had geleefd.

37 En zij was een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar, die niet uit de tempel week, terwijl zij met vasten en bidden God diende, nacht en dag.

38 En zij kwam op datzelfde ogenblik daarbij en loofde God en sprak over Hem tot allen die de verlossing van Jeruzalem verwachtten.

39 En toen zij alles hadden volbracht volgens de wet van de Heer, keerden zij terug naar Galilea, naar hun stad Nazareth.

40 Het kind nu groeide op en werd gesterkt, vervuld met wijsheid; en de genade van God was op Hem.

41 En zijn ouders gingen jaarlijks naar Jeruzalem op het feest van het pascha.

42 En toen Hij twaalf jaar was geworden en zij volgens de gewoonte van het feest waren opgegaan

43 en de dagen hadden voleindigd, bleef het kind Jezus, toen zij terugkeerden, in Jeruzalem achter en zijn ouders wisten het niet.

44 In de mening nu dat Hij bij het reisgezelschap was, gingen zij een dagreis ver en zochten Hem onder hun bloedverwanten en hun bekenden;

45 en toen zij Hem niet vonden, keerden zij naar Jeruzalem terug, op zoek naar Hem.

46 En het gebeurde na drie dagen dat zij Hem in de tempel vonden, waar Hij zat temidden van de leraren en naar hen luisterde en hun vragen stelde.

47 Allen nu die Hem hoorden, waren buiten zichzelf over zijn inzicht en zijn antwoorden.

48 En toen zij Hem zagen, stonden zij versteld; en zijn moeder zei tot Hem: Kind, waarom heb Je ons dit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben Je met smart gezocht.

49 En Hij zei tot hen: Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moet zijn?

50 En zij beseften het woord niet dat Hij tot hen sprak.

51 En Hij daalde met hen af en kwam in Nazareth en Hij was hun onderdanig. En zijn moeder bewaarde al deze dingen in haar hart.

52 En Jezus nam toe in de wijsheid en grootte en gunst bij God en mensen.