Bijbel:Psalm 22

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 8 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 3
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Psalm 22: 1 Een psalm van David, voor de opperzangmeester, op Aijeleth hasschachar.

2 Mijn God, mijn God! waarom hebt U mij verlaten, ver zijnde van mijn verlossing, [van] de woorden van mijn brullen?

3 Mijn God! Ik roep des daags, maar U antwoordt niet; en des nachts, en ik heb geen stilte.

4 Doch u bent heilig, wonend [onder] de lofzangen Israëls.

5 Op U hebben onze vaders vertrouwd; zij hebben vertrouwd, en U hebt hen uitgeholpen.

6 Tot U hebben zij geroepen, en zijn uitgered; op U hebben zij vertrouwd, en zijn niet beschaamd geworden.

7 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.

8 Allen, die mij zien, bespotten mij; zij steken de lip uit, zij schudden het hoofd, [zeggende]:

9 Hij heeft [het] op Jhwh gewenteld, dat Hij hem [nu] uithelpe, dat Hij hem redde, dewijl Hij lust aan hem heeft!

10 u bent het immers, die mij uit de buik hebt uitgetrokken; die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan de borsten van mijn moeder.

11 Op U ben ik geworpen van de baarmoeder af; van de buik van mijn moeder aan bent U mijn God.

12 Wees dus niet ver van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper.

13 Vele varren hebben mij omsingeld, sterke [stieren] van Basan hebben mij omringd.

14 Zij hebben hun mond tegen mij opgesperd, [als] een verscheurende en brullende leeuw.

15 Ik ben uitgestort als water, en al mijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden; mijn hart is als was, het is gesmolten in het midden van mijn ingewand.

16 Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en U legt mij in het stof van de dood.

17 Want honden hebben mij omsingeld; een vergadering van boosdoeners heeft mij omgeven; zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven.

18 Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.

19 Zij delen mijn kleren onder zich, en werpen het lot over mijn gewaad.

20 Maar U, Jhwh! wees niet ver; mijn Sterkte! haast U tot mijn hulp.

21 Red mijn ziel van het zwaard, mijn eenzame van het geweld van de hond.

22 Verlos mij uit de muil van de leeuw; en verhoor mij van de hoornen van eenhoornen.

23 Dan zal ik Uw Naam aan mijn broeders vertellen; in het midden van de gemeente zal ik U prijzen.

24 U, die Jhwh vreest! prijst Hem; al u zaad van Jakob! vereert Hem; en ontziet u voor Hem, al u zaad van Israël!

25 Want Hij heeft niet veracht, noch verfoeid de verdrukking van de verdrukte, noch Zijn aangezicht voor hem verborgen; maar Hij heeft gehoord, toen die tot Hem riep.

26 Van U zal mijn lof zijn in een grote gemeente; ik zal mijn geloften betalen in tegenwoordigheid van degenen die Hem vrezen.

27 De zachtmoedigen zullen eten en verzadigd worden; zij zullen Jhwh prijzen, die Hem zoeken; ulieder hart zal in eeuwigheid leven.

28 Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot Jhwh bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.

29 Want het koninkrijk is van Jhwh, en Hij heerst onder de heidenen.

30 Alle vetten op aarde zullen eten, en aanbidden; allen die in het stof neerdalen, zullen voor Zijn aangezicht neerbukken; en die zijn ziel bij het leven niet kan houden.

31 Het zaad zal Hem dienen; het zal Jhwh aangeschreven worden tot in geslachten.

32 Zij zullen aankomen, en Zijn gerechtigheid verkondigen aan het volk, dat geboren wordt, omdat Hij het gedaan heeft.