Bijbel:Filippenzen 2

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Judas (inleiding), commentaar: Judas
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Filippenzen 2: 1 Als er dan enige vertroosting in Christus, als er enige troost van de liefde, als er enige gemeenschap van de Geest, als er enige genegenheid en ontferming is,

2 maakt dan mijn blijdschap volkomen door hetzelfde te bedenken, terwijl u dezelfde liefde hebt, eenstemmig bent, het ene bedenkt.

3 Doet niets uit partijzucht of uit ijdele roem, maar laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf;

4 laat ieder niet alleen op zijn eigen belangen, maar ieder ook op die van anderen zien.

5 Want laat die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was,

6 die in de gestalte van God zijnde het geen roof geacht heeft God gelijk te zijn,

7 maar Zichzelf ontledigd heeft, de gestalte van een slaaf aannemend, de mensen gelijk wordend.

8 En uiterlijk als een mens bevonden heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam wordend tot de dood, ja, tot de kruisdood.

9 Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam geschonken die boven alle naam is,

10 opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn,

11 en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader.

12 Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd gehoorzaamd hebt, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veel meer in mijn afwezigheid, bewerkt uw eigen behoudenis met vrees en beven;

13 want het is God die in u werkt, zowel het willen als het werken, om zijn welbehagen.

14 Doet alles zonder mopperen en tegenspreken,

15 opdat u onberispelijk en rein bent, onbesproken kinderen van God temidden van een krom en verdraaid geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld,

16 terwijl u het woord van het leven vertoont, mij tot roem tegen de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs gelopen of tevergeefs gearbeid heb.

17 Maar ook al word ik als een drankoffer uitgegoten over de offerande en bediening van uw geloof, dan verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen.

18 En u evenzo, verblijdt u, en verblijdt u met mij.

19 Maar ik hoop in de Heer Jezus Timotheus spoedig naar u toe te zenden, opdat ook ik welgemoed mag zijn als ik uw omstandigheden weet.

20 Want ik heb niemand van gelijke gezindheid als hij, die zo trouw uw belangen zal behartigen,

21 want allen zoeken hun eigen belang, niet dat van Jezus Christus.

22 En u kent zijn beproefdheid, dat hij, zoals een kind zijn vader, met mij in het evangelie heeft gediend.

23 Hem nu hoop ik onmiddellijk te zenden, zodra ik mijn omstandigheden heb overzien.

24 Maar ik vertrouw in de Heer, dat ik ook zelf spoedig zal komen.

25 Maar ik vond het nodig Epafroditus, mijn broeder en medearbeider en medestrijder, maar uw gezant en bedienaar in mijn behoefte, naar u toe te zenden,

26 daar hij zeer naar u allen verlangde en verontrust was omdat u had gehoord dat hij ziek was.

27 Want hij is ook ziek geweest, de dood nabij, maar God heeft Zich over Hem erbarmd, en niet alleen over hem maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid had.

28 Daarom heb ik hem met des te meer spoed gezonden, opdat u, als u hem ziet, zich weer verblijdt en ik minder bedroefd ben.

29 Ontvangt hem dan in de Heer met alle blijdschap en houdt zulke mannen in ere;

30 want om het werk van Christus is hij de dood nabij gekomen, doordat hij zijn leven heeft gewaagd om aan te vullen wat aan uw dienstbetoon jegens mij ontbrak.