Bijbel:Handelingen 20

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Judas (inleiding), commentaar: Judas
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Handelingen 20: 1 Nadat nu het tumult voorbij was, riep Paulus de discipelen bij zich en vermaande hen, groette hen en ging op reis naar Macedonie.

2 Nadat hij die streken had doorreisd en hen met vele woorden had vermaand, kwam hij in Griekenland.

3 En nadat hij er drie maanden had doorgebracht en door de Joden een aanslag tegen hem werd gesmeed toen hij op het punt stond naar Syrie af te varen, vatte hij het plan op door Macedonie terug te keren.

4 En hem vergezelden tot in Asia Sopater, de zoon van Pyrrhus, van Berea; van de Thessalonikers, Aristarchus en Secundus, Gajus van Derbe, Timotheus, en de Asiaten Tychicus en Trofimus.

5 Dezen nu gingen vooruit en wachten op ons in Troas,

6 maar wij voeren na de dagen van de ongezuurde broden van Filippi af en kwamen in vijf dagen bij hen in Troas, waar wij zeven dagen verbleven.

7 Toen wij nu op de eerste dag van de week vergaderd waren om brood te breken, sprak Paulus, die de volgende dag zou vertrekken, hen toe en rekte zijn rede tot middernacht.

8 Nu waren er vele lampen in de bovenzaal waar wij vergaderd waren.

9 En een jongeman genaamd Eutychus zat in het venster en werd door een diepe slaap bevangen, toen Paulus lang sprak; en door diepe slaap bevangen viel hij van de derde verdieping naar beneden en werd dood opgenomen.

10 Paulus echter kwam naar beneden, wierp zich op hem, sloeg zijn armen om hem heen en zei: Maakt geen misbaar, want zijn ziel is in hem.

11 En hij ging naar boven, brak het brood en at, en hij praatte lang met hen, tot aan de dageraad, en zo vertrok hij.

12 En zij brachten de jongen levend terug en werden buitengewoon vertroost.

13 Wij echter gingen vooruit naar het schip en voeren af naar Assus, waar wij Paulus aan boord zouden nemen; want zo had hij het bevolen, daar hijzelf te voet wilde gaan.

14 En toen hij zich in Assus bij ons had gevoegd, namen wij hem aan boord en kwamen in Mitylene.

15 En vandaar voeren wij af en kwamen de volgende dag ter hoogte van Chios; en de daarop volgende voeren wij over naar Samos en bleven in Trogyllium en de dag daarna kwamen wij in Milete.

16 Want Paulus had zich voorgenomen Efeze voorbij te varen om geen tijd in Asia te verliezen, want hij haastte zich om zo mogelijk op de pinksterdag in Jeruzalem te zijn.

17 Hij nu zond van Milete een boodschap naar Efeze en riep de oudsten van de gemeente bij zich.

18 En toen zij bij hem waren gekomen, zei hij tot hen: U weet hoe ik van de eerste dag af dat ik Asia betrad, al die tijd bij u ben geweest,

19 terwijl ik de Heer diende met alle nederigheid, onder tranen en met beproevingen die mij overkwamen door de aanslagen van de Joden;

20 hoe ik van wat nuttig was niets heb nagelaten u te verkondigen en te leren in het openbaar en in de huizen,

21 terwijl ik zowel aan Joden als Grieken de bekering tot God en het geloof in onze Heer Jezus betuigde.

22 En nu, zie, gebonden in de geest reis ik naar Jeruzalem, zonder te weten wat mij daar zal ontmoeten,

23 behalve dat de Heilige Geest mij van stad tot stad betuigt en zegt dat mij gevangenschap en verdrukkingen wachten.

24 Maar ik reken mijn leven niet als kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop volbreng en de bediening die ik van de Heer Jezus heb ontvangen, om het evangelie van de genade van God te betuigen.

25 En nu, zie, ik weet dat u allen onder wie ik ben rondgegaan om het koninkrijk te prediken, mijn gezicht niet meer zult zien.

26 Daarom getuig ik u op de dag van vandaag, dat ik rein ben van het bloed van allen;

27 want ik heb niet nagelaten u de hele raad van God te verkondigen.

28 Past op uzelf en op de hele kudde, waarin de Heilige Geest u als opzieners heeft gesteld, om de gemeente van God te hoeden, die Hij Zich heeft verworven door het bloed van zijn eigen Zoon.

29 Ik weet, dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen;

30 en uit uzelf zullen mannen opstaan, die verdraaide dingen spreken om de discipelen achter zich af te trekken.

31 Daarom waakt, en herinnert u dat ik drie jaar, nacht en dag, niet heb opgehouden ieder met tranen terecht te wijzen.

32 En nu draag ik u op aan God en aan het woord van zijn genade, die machtig is op te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden.

33 Niemands zilver, goud of kleding heb ik begeerd.

34 U weet zelf, dat deze handen in mijn behoeften en in die van hen die bij mij waren, hebben voorzien.

35 In alles heb ik u getoond, dat men door zo te arbeiden zich de zwakken moet aantrekken en de woorden van de Heer Jezus in herinnering moet houden, dat Hijzelf heeft gezegd: Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen.

36 En toen hij dit had gezegd, knielde hij neer en bad met hen allen.

37 En zij barstten allen uit in groot geween en vielen Paulus om de hals en kusten hem innig,

38 het meest bedroefd over het woord dat hij had gezegd, dat zij zijn gezicht niet meer zouden zien. En zij deden hem uitgeleide naar het schip.