Bijbel:Markus 1

Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 16 jul 2024 om 15:28 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{BijbelboekenTabs}} <span id=1></span><section begin=1 /><sup>1</sup> Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God; <section end=1 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|1}} |link={{BASEPAGENAME}}#1}} </noinclude><span id=2></span><section begin=2 /><sup>2</sup> zoals geschreven staat in de profeet Jesaja: ‘Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die uw weg zal bereiden’; <section end=2 /><noin...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Judas (inleiding), commentaar: Judas
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Markus 1: 1 Begin van het evangelie van Jezus Christus, de Zoon van God;

2 zoals geschreven staat in de profeet Jesaja: ‘Zie, Ik zend mijn bode voor U uit, die uw weg zal bereiden’;

3 ‘Stem van een roepende in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht’.

4 Johannes kwam en doopte in de woestijn en predikte de doop van bekering tot vergeving van zonden.

5 En het hele Judese land en alle Jeruzalemmers liepen uit naar hem toe en werden door hem gedoopt in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden beleden.

6 En Johannes was gekleed in kameelhaar en een leren gordel om zijn lendenen en hij at sprinkhanen en wilde honing.

7 En hij predikte aldus: Na mij komt Hij die sterker is dan ik, Wiens schoenriemen ik niet waard ben neerbukkend los te maken.

8 Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest.

9 En het gebeurde in die dagen dat Jezus kwam van Nazareth in Galilea en door Johannes werd gedoopt in de Jordaan.

10 En terstond toen Hij uit het water opsteeg, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen.

11 En er kwam een stem uit de hemelen: U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden.

12 En terstond dreef de Geest Hem uit naar de woestijn.

13 En Hij was in de woestijn veertig dagen, verzocht door de satan; en Hij was bij de wilde dieren, en de engelen dienden Hem.

14 Maar nadat Johannes was overgeleverd, kwam Jezus naar Galilea en predikte het evangelie van het koninkrijk van God

15 en zei: De tijd is vervuld en het koninkrijk van God is nabij gekomen; bekeert u en gelooft in het evangelie.

16 En toen Hij langs de zee van Galilea liep, zag Hij Simon en Andreas, de broer van Simon, een net in de zee uitwerpen, want zij waren vissers.

17 En Jezus zei tot hen: Komt achter Mij en Ik zal maken dat u vissers van mensen wordt.

18 En terstond lieten zij hun netten achter en volgden Hem.

19 En toen Hij iets verder was gegaan, zag Hij Jakobus, de zoon van Zebedeus, en zijn broer Johannes, terwijl dezen in het schip bezig waren hun netten te verstellen.

20 En terstond riep Hij hen; en zij lieten hun vader Zebedeus in het schip achter met de knechten en gingen weg, Hem achterna.

21 En zij gingen Kapernaum binnen; en terstond ging Hij op de sabbat in de synagoge en leerde.

22 En zij stonden versteld over zijn leer, want Hij leerde hen als iemand die gezag heeft, en niet als de schriftgeleerden.

23 En terstond was er in hun synagoge een mens met een onreine geest en hij riep de woorden uit:

24 Wat hebben wij met U te maken, Jezus, Nazarener? Bent U gekomen om ons te verderven? Ik weet Wie U bent: de Heilige van God.

25 En Jezus bestrafte hem en zei: Zwijg en ga uit van hem.

26 En de onreine geest liet hem stuiptrekken en ging met luider stem roepend van hem uit.

27 En zij stonden allen verbaasd, zodat zij zich onder elkaar aldus afvroegen: Wat is dit? Welke nieuwe leer is dit? Want met gezag gebiedt Hij zelfs de onreine geesten en zij gehoorzamen Hem!

28 En het gerucht over Hem ging terstond overal uit in de hele omgeving van Galilea.

29 En terstond gingen zij uit de synagoge en kwamen in het huis van Simon en Andreas, met Jakobus en Johannes.

30 De schoonmoeder van Simon nu lag met koorts en terstond spraken zij met Hem over haar.

31 En Hij ging naar haar toe, greep haar hand en richtte haar op; en de koorts verliet haar en zij diende hen.

32 Toen het nu avond was geworden en de zon was ondergegaan, brachten zij tot Hem alle lijdenden en bezetenen;

33 en de hele stad had zich verzameld bij de deur.

34 En Hij genas velen die aan allerlei ziekten leden, en vele demonen dreef Hij uit; en Hij liet de demonen niet toe te spreken, omdat zij wisten Wie Hij was.

35 En ‘s morgens vroeg, toen het nog diep in de nacht was, stond Hij op, ging naar buiten en ging weg naar een woeste plaats en daar bad Hij.

36 En Simon haastte zich Hem achterna, met hen die bij hem waren;

37 en zij vonden Hem en zeiden tot Hem: Allen zoeken u.

38 En Hij zei tot hen: Laten wij ergens anders heengaan, naar de naburige plaatsen, opdat Ik ook daar predik; want daartoe ben Ik uitgegaan.

39 En Hij predikte in hun synagogen in heel Galilea en dreef de demonen uit.

40 En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op zijn knieen viel en tot Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen.

41 En met ontferming bewogen strekte Hij zijn hand uit, raakte hem aan en zei tot hem: Ik wil, word gereinigd!

42 En terstond week de melaatsheid van hem, en hij werd gereinigd.

43 En na hem streng verboden te hebben liet Hij hem terstond van Zich weggaan

44 en zei tot hem: Let erop dat u niemand iets zegt; maar ga heen, toon u aan de priester en offer voor uw reiniging wat Mozes heeft geboden, hun tot een getuigenis.

45 Maar toen hij was weggegaan, begon hij het zeer te verkondigen en de zaak te verbreiden, zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen; maar Hij was buiten in woeste plaatsen; en zij kwamen naar Hem toe van alle kanten.