Bijbel:Galaten 4

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 3 jul 2024 om 15:08 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{BijbelboekenTabs}} <span id=1></span><section begin=1 /><sup>1</sup> Maar ik zeg: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; <section end=1 /><noinclude>{{#if: {{#section-h: {{BASEPAGENAME}}|1}} |link={{BASEPAGENAME}}#1}} </noinclude><span id=2></span><section begin=2 /><sup>2</sup> maar hij staat onder voogden en rentmeesters tot op de tijd door de vader vooraf...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26
Markus (inleiding), hoofdstuk: 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

Galaten 4: 1 Maar ik zeg: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles;

2 maar hij staat onder voogden en rentmeesters tot op de tijd door de vader vooraf bepaald.

3 Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld;

4 maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet,

5 opdat Hij hen die onder de wet waren, vrijkocht, opdat wij het zoonschap zouden ontvangen.

6 En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader!

7 U bent dus niet meer slaaf, maar zoon; en bent u zoon, dan ook erfgenaam door God.

8 Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen gediend die van nature geen goden zijn;

9 en thans, nu u God kent, ja nog meer, nu u door God gekend bent, hoe wendt u zich weer tot de zwakke en arme elementen, die u weer opnieuw wilt dienen?

10 U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren.

11 Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid.

12 Weest zoals ik, want ook ik ben als u, broeders; ik smeek het u! U hebt mij geen onrecht aangedaan.

13 En u weet dat ik u de eerste maal in lichamelijke zwakheid het evangelie heb verkondigd;

14 en de verzoeking voor u in mijn lichaam hebt u niet veracht of verafschuwd; maar u nam mij aan als een engel van God, als Christus Jezus.

15 Waarin prees u zich dan gelukkig? Want ik getuig van u dat u zo mogelijk uw ogen uitgerukt en mij gegeven zou hebben.

16 Ben ik dus uw vijand geworden door u de waarheid te zeggen?

17 Hun ijveren voor u is niet goed; zij willen u van mij afscheiden, opdat u voor hen ijver betoont.

18 Nu is het goed in het goede altijd ijver te betonen, en niet alleen wanneer ik bij u ben,

19 mijn kinderen, van wie ik opnieuw in barensweeen ben, totdat Christus gestalte in u krijgt.

20 En ik wilde wel dat ik nu bij u was en op een andere toon kon spreken, want ik ben met u ten einde raad.

21 Zegt mij, u die onder de wet wilt zijn, luistert u niet naar de wet?

22 Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin en een van de vrije.

23 Maar die van de slavin was naar het vlees geboren en die van de vrije door de belofte.

24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis. Want dit zijn twee verbonden: het een van de berg Sinai die tot slavernij baart, dat is Hagar.

25 Hagar nu is de berg Sinai in Arabie en komt overeen met het tegenwoordige Jeruzalem, want dit is in slavernij met haar kinderen;

26 maar het Jeruzalem dat boven is, is vrij, en dat is onze moeder.

27 Want er staat geschreven: ‘Wees vrolijk, onvruchtbare die niet baart, barst los en juich, u die geen barensweeen hebt, want de kinderen van de eenzame zijn talrijker dan van haar die een man heeft’.

28 U echter, broeders, bent kinderen van de belofte naar het voorbeeld van Izaak.

29 Maar zoals destijds hij die naar het vlees geboren was, hem vervolgde die naar de Geest was, zo ook nu.

30 Maar wat zegt de Schrift? ‘Drijf de slavin en haar zoon uit; want de zoon van de slavin zal geenszins erven met de zoon van de vrije’.

31 Daarom, broeders, zijn wij geen kinderen van een slavin, maar van de vrije.