Bijbel:1 Korinthiërs 10

Uit Christipedia
De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'hetwelk' → 'dat'; sommige woorden zijn anders vertaald.
Genesis (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 24 · 25
Exodus (inleiding), hoofdstuk: 19
Leviticus (inleiding), hoofdstuk: 21
Numeri (inleiding), hoofdstuk: 10 · 11 · 28 · 31 · 32 · 33 · 34 · 35 · 36
Deuteronomium (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4 · 30
Richteren (inleiding), hoofdstuk: 5
1 Samuël (inleiding), hoofdstuk: 1 · 20 · 29
Job (inleiding), hoofdstuk: 7
Psalmen (inleiding), hoofdstuk: 8 · 14 · 22 · 23 · 73 · 92 · 116 · 144
Spreuken (inleiding), hoofdstuk: 3 · 16
Jesaja (inleiding), hoofdstuk: 51 · 53 · 59 · 63
Ezechiël (inleiding), hoofdstuk: 31 · 32 · 34 · 35 · 36 · 37 · 38 · 39 · 40
Daniël (inleiding), hoofdstuk: 7
Joël (inleiding), hoofdstuk: 2
Haggaï (inleiding), hoofdstuk: 2
Zacharia (inleiding), hoofdstuk: 12 · 14
Mattheüs (inleiding), hoofdstuk: 5 · 6 · 12 · 16 · 17 · 18 · 24 · 25 · 26 · 28
Markus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 6 · 8 · 11 · 12 · 14 · 15 · 16
Lukas (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4 · 7 · 9 · 12 · 15 · 19 · 20 · 22 · 23
Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 5 · 7 · 8 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 16 · 19
Handelingen (inleiding), hoofdstuk: 6 · 7 · 16 · 17 · 20
Romeinen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
1 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 10 · 11 · 12 · 13 · 14 · 15 · 16
2 Korinthiërs (inleiding), hoofdstuk: 1 · 12
Galaten (inleiding), hoofdstuk: 3 · 4 · 5 · 6
Efeziërs (inleiding), hoofdstuk: 4 · 5
Filippenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 4
Kolossenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 3 · 5
2 Thessalonicenzen (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3
1 Timotheüs (inleiding), hoofdstuk: 2
Brief aan Titus (inleiding), hoofdstuk: 2
Filemon (inleiding), hoofdstuk: tekst (er is geen hoofdstuk)
Hebreeën (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 10 · 11 · 13
Jakobus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2
1 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 5
2 Petrus (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 4
1 Johannes (inleiding), hoofdstuk: 1 · 3 · 4
Judas (inleiding), commentaar: Judas
Openbaring (inleiding), hoofdstuk: 1 · 2 · 3 · 5 · 6 · 7 · 8 · 12 · 13 · 16 · 19 · 21 · 22
Uit de Bijbelboeken, door de tabs aangegeven, worden elders op Christipedia geautomatiseerd citaten ontleend. De Bijbelboeken en hun hoofdstukken zijn hier nog niet alle opgenomen. De verzen zijn ontleend aan de Statenvertaling (Oude Testament) of de Telos-vertaling (Nieuwe Testament). De verzen uit de Statenvertaling zijn deels 'hertaald'; voorbeelden: 'Hij zeide' → 'Hij zei'; 'op denzelven' → 'daarop'; 'op den zevenden dag' → 'op de zevende dag'; enz.

1 Korinthiërs 10: 1 Want ik wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan,

2 allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee,

3 allen hetzelfde geestelijke voedsel aten

4 en allen dezelfde geestelijke drank dronken. (Want zij dronken uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.)

5 Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn.

6 en deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben, zoals zij er begeerte in hadden.

7 Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: ‘Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen’.

8 Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden, en er vielen er op een dag drieentwintigduizend.

9 Laten wij ook Christus niet verzoeken, zoals sommigen van hen Hem verzochten en door de slangen omkwamen.

10 Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen.

11 Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen.

12 Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt.

13 U heeft geen verzoeking getroffen dan menselijke; en God is getrouw, die niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u kunt verdragen; maar met de verzoeking zal Hij ook de uitkomst geven, zodat u ze kunt verdragen.

14 Daarom, mijn geliefden, ontvlucht de afgodendienst.

15 Ik spreek als tot verstandigen; beoordeelt u wat ik zeg.

16 De drinkbeker der zegening die wij zegenen, is die niet de gemeenschap van het bloed van Christus? Het brood dat wij breken, is dat niet de gemeenschap van het lichaam van Christus?

17 Want wij, de velen, zijn een brood, een lichaam; want wij allen nemen deel aan het ene brood.

18 Kijkt u naar Israel naar het vlees. Hebben niet zij die offers eten, gemeenschap met het altaar?

19 Wat wil ik hiermee dan zeggen? Dat een afgodenoffer iets is of dat een afgod iets is?

20 Nee, maar dat wat de volken offeren, zij dat aan de demonen offeren en niet aan God; en ik wil niet, dat u gemeenschap hebt met de demonen.

21 U kunt niet de drinkbeker van de Heer drinken en de drinkbeker van de demonen; u kunt niet deelnemen aan de tafel van de Heer en aan de tafel van de demonen.

22 Of willen wij de Heer tot jaloersheid verwekken? Zijn wij soms sterker dan Hij?

23 Alles is geoorloofd, maar niet alles is nuttig; alles is geoorloofd, maar niet alles bouwt op.

24 Laat niemand het zijne zoeken, maar dat van de ander.

25 Eet alles wat op de vleesmarkt wordt verkocht, zonder te onderzoeken om het geweten.

26 Want ‘de aarde en de volheid is van de Heer’.

27 Als iemand van de ongelovigen u uitnodigt en u wilt er heengaan, eet dan alles wat u wordt voorgezet, zonder te onderzoeken om het geweten.

28 Maar als iemand tot u zegt: Dit is godenoffer, eet het dan niet ter wille van hem die u dat te kennen geeft en van het geweten.

29 Ik bedoel echter niet uw eigen geweten, maar dat van de ander; want waarom wordt mijn vrijheid door het geweten van een ander geoordeeld?

30 Als ik met dankzegging deelneem, waarom word ik gelasterd om datgene waarvoor ik dankzeg?

31 Hetzij dan dat u eet, hetzij dat u drinkt, hetzij dat u iets anders doet, doet het alles tot heerlijkheid van God.

32 Weest geen struikelblok voor Joden en voor Grieken en voor de gemeente van God;

33 evenals ook ik in alles allen behaag, niet om mijn eigen voordeel te zoeken, maar dat van de velen, opdat zij behouden worden.